In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 10 oktober 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt, waarop partijen hebben ingestemd en het onderzoek is gesloten zonder behandeling op zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister moet binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer waarin het 'first in first out' (fifo)-principe is vastgesteld. De minister heeft aangegeven de aanvraag in mei 2025 te kunnen behandelen, wat betekent dat hij vóór 30 juli 2025 een beslissing moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 en moet het betaalde griffierecht vergoeden.