Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Derde-partijen zijn eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [plaatsnaam] . Op 12 mei 2021 heeft derde-partij [naam 1] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vergroten van de woning door het maken van een dakopbouw. In het besluit van 28 september 2021 is de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Naar aanleiding van het bezwaar van derde-partijen heeft verweerder derde-partijen in de gelegenheid gesteld om een gewijzigd bouwplan in te dienen. In het bestreden besluit heeft verweerder na heroverweging alsnog een omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder doet geen van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voor, zodat de gevraagde omgevingsvergunning moet worden verleend.
4. Eiseres is van mening dat verweerder de dakopbouw van derde-partij ten onrechte heeft vergund. Eiseres betoogt daartoe dat de op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven maximale bouwhoogte en goothoogte niet juist zijn en door verweerder ten onrechte worden uitgelegd als bouwrechten. Verweerder had bij de beoordeling van de aanvraag in aanmerking moeten nemen dat de woning aan de [adres 2] een architectonische eenheid vormt met de woning van derde-partijen, zodat deze woningen als één geheel moeten worden beoordeeld. Omdat de door derde-partijen ingediende stukken niet voldoen aan de indieningsvereisten, is het niet mogelijk geweest om een zorgvuldig welstandsadvies te verstrekken. De tekeningen van derde-partijen zijn onvolledig en deels onleesbaar. Zo is de voorgevel en de massa van de woning niet duidelijk, is sprake van een ongelukkige totaalcompositie en is de doorgaande schijnkap over beide woningen doorbroken door het bouwplan. Het is volgens eiseres niet duidelijk hoe de kappen van beide woningen elkaar ontmoeten en wat er gebeurt op de erfafscheidingen. Het toevoegen van een kap of kapverdieping op de bestaande plat afgedekte bouwmassa kan volgens eiseres niet worden aangemerkt als bouwlaag of dakopbouw. Verweerder heeft ten onrechte de nadere detaillering van de wachtgevel niet als voorwaarde opgenomen in de omgevingsvergunning. Tot slot is eiseres van mening dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze is gepubliceerd, omdat het niet is opgenomen in de e-mailservice van overheid.nl.
5. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 12 mei 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
6. Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
7. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan - kort gezegd - (a) het Bouwbesluit 2012, (b) de bouwverordening (c) het bestemmingsplan of (d) redelijke eisen van welstand. Uit dit toetsingskader volgt dat het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een gebonden bevoegdheid is. Dit wil zeggen dat een omgevingsvergunning voor deze activiteit slechts wordt geweigerd indien zich een van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen weigeringsgronden voordoet. Doet geen van deze weigeringsgronden zich voor, dan moet de omgevingsvergunning worden verleend (de gebonden beschikking). De wet laat geen ruimte om belangen van derden bij de besluitvorming te betrekken. Deze belangen worden geacht reeds te zijn afgewogen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan.
8. Ter plaatse van de [adres 1] in [plaatsnaam] geldt het bestemmingsplan “Duinoord” (het bestemmingsplan). Het perceel heeft de enkelbestemming “Wonen” en de dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie” en “Waarde-Cultuurhistorie”.
9. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet ter discussie staat dat het bouwplan voldoet aan de in het bestemmingsplan vastgelegde bouwhoogte en goothoogte. De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres zo dat die hoogtes volgens haar niet in het bestemmingsplan toegestaan hadden mogen worden gelet op het karakter en de status van de betreffende wijk als beschermd stadsgezicht.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan dient te worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Dat ten aanzien van de Statenkwartier een voorbereidingsbesluit is genomen vanwege in het daarin geldende bestemmingsplan onjuist opgenomen bouwhoogtes doet hier niet ter zake. Dat voorbereidingsbesluit is hier immers niet van toepassing.
11. Of een kapverdieping al dan niet aangemerkt kan worden als bouwlaag of dakopbouw doet, anders dan door eiseres is gesteld, niet ter zake. Het bestemmingsplan bevat immers geen regels waarvoor die definities van belang zijn en geeft alleen regels over het bouwvlak en de bouwhoogtes. Hieraan is, zoals gezegd, voldaan. Van strijd met het bestemmingsplan is geen sprake.
12. Het dossier bevat geen tekeningen van het bouwwerk waarop de gevels van de belendende bebouwing zijn weergegeven. Namens vergunninghouder is ter zitting gesteld dat die tekeningen bij de aanvraag wel aan verweerder zijn overgelegd. Die stelling is echter niet onderbouwd, nu deze tekeningen ontbreken in het dossier. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de Welstands- en Monumentencommissie (de welstandscommissie) over interne systemen beschikt waarmee kan worden beoordeeld hoe het bouwwerk in de omgeving past. De welstandscommissie heeft meerdere keren naar het bouwplan gekeken en deze beoordeeld. Uit de welstandsadviezen blijkt ook dat daarbij is betrokken hoe de dakopbouw in de directe omgeving past, in het bijzonder ten opzichte van de woning op nummer 122. Het betoog van eiseres dat de welstandscommissie onvoldoende informatie had om het bouwplan te kunnen beoordelen, slaagt daarom niet.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak mag verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem rust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het bestuursorgaan dit niet - of niet zonder meer - aan zijn conclusie over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, hoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel niet nader te worden toegelicht.
14. De rechtbank is van oordeel dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet zonder meer aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag mocht leggen. Gelet hierop en omdat eiseres geen advies heeft ingebracht van een ander deskundig te achten persoon of instantie, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder het welstandsadvies niet aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen.
15. Eiseres heeft ter zitting erkend dat ten aanzien van de detaillering van de overgang van de beide dakschilden naar de wachtgevel wel degelijk een voorwaarde aan de omgevingsvergunning is verbonden. De rechtbank stelt bovendien vast dat in dit voorschrift is bepaald dat niet met de uitvoering mag worden begonnen voordat deze detaillering is goedgekeurd. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat deze goedkeuring alleen wordt gegeven als de welstandscommissie akkoord is. Het betoog van eiseres ten aanzien van de detaillering van de overgang van de dakschilden naar de wachtgevel slaagt daarom niet.
16. Het bestreden besluit is bekend gemaakt door toezending aan de derde-partijen. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Tussen partijen is niet voorts in geschil dat het bestreden besluit op 5 april 2022 is gepubliceerd in het gemeenteblad. Dit gemeenteblad is raadpleegbaar op officielebekendmakingen.nl, zodat eiseres van het genoemde besluit kennis heeft kunnen nemen. Het is wettelijk niet vereist om het bestreden besluit op te nemen in de e-mailservice van overheid.nl. Deze beroepsgrond slaagt niet.