In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een alleenstaande vrouw van Somalische afkomst, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 15 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 8 juli 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 29 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende informatie in te dienen, waarna het onderzoek werd gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de asielaanvraag van eiseres als ongeloofwaardig heeft afgewezen. Eiseres heeft verklaard dat zij in Somalië werd bedreigd door Al-Shabaab, maar de rechtbank vindt dat de minister goede gronden had om de identiteit van eiseres en haar verklaringen over de bedreigingen niet geloofwaardig te achten. De rechtbank wijst erop dat eiseres inconsistenties vertoonde in haar verklaringen en dat zij geen overtuigend bewijs heeft geleverd ter ondersteuning van haar asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
Daarnaast behandelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiseres haar ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank bevestigt dat de minister de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd en dat de beslissing op de asielaanvraag van eiseres op goede gronden is genomen. De rechtbank verklaart het beroep in de zaak NL24.23440 niet-ontvankelijk en het beroep in de zaak NL24.28205 ongegrond.