ECLI:NL:RBDHA:2024:16933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28025 en NL24.23440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een alleenstaande vrouw uit Somalië op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en identiteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een alleenstaande vrouw van Somalische afkomst, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 15 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 8 juli 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 29 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende informatie in te dienen, waarna het onderzoek werd gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de asielaanvraag van eiseres als ongeloofwaardig heeft afgewezen. Eiseres heeft verklaard dat zij in Somalië werd bedreigd door Al-Shabaab, maar de rechtbank vindt dat de minister goede gronden had om de identiteit van eiseres en haar verklaringen over de bedreigingen niet geloofwaardig te achten. De rechtbank wijst erop dat eiseres inconsistenties vertoonde in haar verklaringen en dat zij geen overtuigend bewijs heeft geleverd ter ondersteuning van haar asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

Daarnaast behandelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiseres haar ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank bevestigt dat de minister de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd en dat de beslissing op de asielaanvraag van eiseres op goede gronden is genomen. De rechtbank verklaart het beroep in de zaak NL24.23440 niet-ontvankelijk en het beroep in de zaak NL24.28205 ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28025 en NL24.23440
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres], eiseres,
V-nummer: [V-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kind,
[naam kind],
V-nummer: [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof)
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

In de zaak NL24.28025

Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij heeft op 15 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast dient eiseres onmiddellijk te vertrekken en is een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Ook was er een tolk aanwezig.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie in te dienen en om de minister daarna in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen. Partijen hebben ingestemd dat het onderzoek daarna gesloten zal worden, tenzij een partij aangeeft dat een nadere zitting noodzakelijk is.
1.3.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend. De minister heeft op deze stukken gereageerd. Eiseres heeft vervolgens daarop een reactie gegeven.
1.4.
Aangezien partijen in hun reacties niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. [2] Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiseres terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] . Zij heeft de Somalische nationaliteit. Eiseres woonde met haar echtgenoot en moeder in Mogadishu. In 2015 heeft Al-Shabaab een aanslag op hun woning gepleegd, volgens eiseres omdat haar echtgenoot chauffeur was voor een overheidsambtenaar. Eiseres, haar echtgenoot en haar moeder zijn gewond geraakt. Eiseres was hoogzwanger en heeft een kogel door haar rug gekregen. Zij is behandeld in het ziekenhuis. De echtgenoot van eiseres is meegenomen door Al-Shabaab. Door het betalen van veel geld is hij vrijgekomen. Zij zijn vervolgens naar [naam plaats] gevlucht. Eiseres is daar een winkeltje in levensmiddelen begonnen. Van eind 2020 tot eind januari 2021 heeft eiseres zes telefonische bedreigingen van Al-Shabaab ontvangen: eiseres moest stoppen met het verkopen van levensmiddelen aan politieagenten. Eiseres heeft dit niet gedaan. Vervolgens vond er op 1 februari 2021 een bomaanslag plaats in haar winkeltje. Eiseres is door een granaat gewond geraakt en naar het ziekenhuis in Mogadishu gebracht. Hier heeft zij dertien dagen verbleven. Vervolgens is zij voor een medische behandeling naar Turkije vertrokken, waarna zij uiteindelijk naar Europa is gegaan.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
nationaliteit en herkomst;
identiteit;
aanslagen gepleegd door Al-Shabaab.
De minister acht de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig.
5.1.
Aan de door eiseres gestelde identiteit hecht de minister geen geloof. Deze identiteit komt niet overeen met de informatie op de kopie van haar paspoort dat in het dossier van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres zit. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij [naam eiseres] is en dat zij is geboren op [geboortedatum 1] . Maar in het paspoort staat de naam [naam] vermeld en de geboortedatum [geboortedatum 2] . Eiseres heeft geen documenten ingediend die haar verklaring ondersteunen. Dat er sprake zou zijn van een vergissing door de geestesziekte van haar moeder in de mvv-procedure volgt de minister niet, gelet op de tijdens de mvv-procedure overgelegde kopie van het paspoort van eiseres.
5.2.
De minister hecht ook geen geloof aan de verklaringen van eiseres over de door Al- Shabaab gepleegde aanslagen. Hij vindt de verklaringen van eiseres over de eerste aanslag summier en onwaarschijnlijk. Daarnaast komen haar verklaringen niet overeen met die van haar moeder in haar asielprocedure. Ook acht de minister het niet geloofwaardig dat eiseres geen behandeling kreeg voor de schotwond dan wel dat behandeling niet nodig was, omdat zij hoogzwanger was. Verder werpt de minister eiseres tegen dat zij wisselend heeft verklaard over wie er geld heeft betaald voor de vrijlating van haar echtgenoot. Daarnaast heeft eiseres wisselend verklaard over de tijdsperiode waarin de dreigtelefoontjes van Al-Shabaab voorafgaand aan de tweede aanslag plaatsvonden. Ook acht de minister het niet geloofwaardig dat eiseres nonchalant omging met de dreigtelefoontjes omdat zij dacht dat het een grap was. Zeker nadat zij al eerder een (ernstige) aanslag van Al-Shabaab heeft meegemaakt. Verder verwacht de minister dat eiseres meer kan vertellen over haar medische diagnose en de behandeling, nu zij dertien dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en toen met een medisch visum het land heeft verlaten. Verder heeft eiseres, gelet op de algemene informatie over de doelwitten van Al-Shabaab, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij, omdat zij levensmiddelen vanuit haar winkel aan politieagenten verkocht, een legitiem doelwit voor Al-Shabaab was. Vanwege de geconstateerde inconsistenties acht de minister de verklaringen van eiseres over de bedreigingen niet aannemelijk. Ook werpt de minister eiseres tegen dat zij in haar Dublinprocedure en naar aanleiding van haar asielaanvraag wisselend heeft verklaard over de zorg en hulp door haar vader.
5.3.
De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, nu hij het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig acht en eiseres de minister heeft misleid door onjuiste informatie over haar naam en geboortedatum te geven.
Overwegingen van de rechtbank
Identiteit van eiseres
6. Eiseres vindt dat de minister de gehoren en het advies van MediFirst uit het dossier van haar moeder had moeten overleggen, nu de minister zijn standpunt over de identiteit van eiseres mede op de informatie in dit dossier heeft gebaseerd. Eiseres stelt dat haar moeder in de war is, en dat daardoor onjuiste gegevens van eiseres op het paspoort van eiseres terecht zijn gekomen. Door de gegevens uit het dossier van haar moeder niet te overleggen is er volgens eiseres sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en van strijd met artikel 6 van het EVRM. [3] Gelet op Werkinstructie 2023/4 “Gebruik van persoonsgegevens van derden in gehoren en besluiten”, waarnaar de minister heeft verwezen, verzoekt eiseres de rechtbank om de minister op te dragen inzage te geven in de stukken uit het dossier van haar moeder. Voor zover de minister, onder verwijzing naar Werkinstructie 2023/4, uit privacyoverwegingen de gegevens uit het dossier van haar moeder niet heeft overgelegd, vindt eiseres dat de minister in het kader van de samenwerkingsverplichting in ieder geval ook de informatie in het dossier van haar zus bij zijn beoordeling moet betrekken, nu eiseres heeft aangegeven dat volgens haar zus in het dossier van haar zus informatie zit die de door eiseres gestelde geboortedatum bevestigt. In een procedure uit 2009, die door de zus van eiseres is gestart, is een origineel juist paspoort van eiseres overgelegd waaruit het geboortejaar [geboortejaar] volgt.
6.1.
De rechtbank vindt dat de minister niet ten onrechte de identiteit van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat in het mvv dossier van eiseres een kopie van een paspoort van eiseres zit waaruit een andere geboortedatum en naam volgt. De stelling dat de moeder van eiseres op dat moment in de war was en daarom een paspoort heeft aangevraagd met onjuiste gegevens, volgt de rechtbank niet. Deze stelling is namelijk niet nader onderbouwd. Dat het, zoals de gemachtigde van eiseres stelt, aan de minister is om het MediFirst rapport van de moeder van eiseres te overleggen, wordt ook niet gevolgd. Het is namelijk aan eiseres om haar eigen stellingen te onderbouwen. De rechtbank vindt verder dat de minister in het bestreden besluit en op de zitting deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door eiseres gevraagde gegevens niet zijn overgelegd. Voor de gevraagde gegevens in het dossier van de zus van eiseres is bovendien door de gemachtigde van de minister op de zitting naar voren gebracht dat in dat dossier, in tegenstelling tot wat de zus van eiseres aangeeft, zich geen kopie van een paspoort van eiseres bevindt. Daarnaast heeft de gemachtigde van de minister op de zitting aangegeven dat de informatie in het dossier van de zus ook niet tot een andere uitkomst van de procedure kan leiden. Ook als zou worden uitgegaan van de door eiseres gestelde identiteit, blijft overeind staan dat de minister geen geloof hecht aan het asielrelaas van eiseres. De rechtbank ziet gelet op deze omstandigheden geen aanleiding om stukken uit het dossier van de zus of de moeder van eiseres op te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met Al-Shabaab
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen geloof kan worden gehecht aan de door eiseres gestelde problemen met Al-Shabaab.
7.1.
Eiseres heeft gesteld dat zij bij twee aanvallen door Al-Shabaab gewond is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres summier heeft verklaard over haar medische diagnose en behandelingen in Somalië en Turkije. De rechtbank volgt de minister dat van eiseres verwacht mag worden dat zij meer kan verklaren over haar medische behandelingen die zij heeft ondergaan in 2015 en 2021. In 2015 heeft eiseres in het ziekenhuis gelegen met een kogelwond. Eiseres kan daarover alleen verklaren dat de kogel haar lichaam heeft verlaten en dat zij, in verband met haar zwangerschap, weinig medicatie kreeg en met (lange) rust en antibiotica is hersteld. De rechtbank overweegt dat de minister dit niet aannemelijk heeft mogen achten, vanwege de ernst van de verwondingen. Ook de verklaringen over de medische diagnose en behandeling naar aanleiding van de gestelde bomaanslag in 2021 heeft de minister onvoldoende mogen vinden. De rechtbank overweegt dat de minister erop heeft mogen wijzen dat eiseres niet heeft onderbouwd waarom zij op een medisch visum naar Turkije is gereisd voor een hersenscan. Daarbij mocht de minister betrekken dat geen medische stukken van behandelingen zijn overgelegd, terwijl dit wel van haar kan worden verwacht. Gesteld noch gebleken is dat zij deze stukken niet alsnog zou kunnen opvragen.
7.2.
Verder heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiseres nonchalant omging met de gestelde telefonische bedreigingen en zij deze telefoontjes in eerste instantie heeft afgedaan als een grapje. De minister heeft hierbij mogen wijzen op de verklaringen van eiseres over de door haar gestelde ernst van de door haar eerder meegemaakte aanslag van Al-Shabaab. Dat deze aanslag, zoals eiseres stelt, vijf jaar daarvoor had plaatsgevonden, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de minister eiseres haar verklaringen aannemelijk hoefde te achten. De rechtbank overweegt dat de minister daarbij op de zitting mocht wijzen op het volgende. Eiseres heeft verklaard dat de gestelde eerdere aanslag een behoorlijke impact had op haar, waardoor het - ook met het verstrijken van vijf jaar - niet aannemelijk is dat eiseres zo nonchalant omging met meerdere dreigtelefoontjes.
7.3.
Ook heeft de minister eiseres mogen tegenwerpen dat zij wisselend heeft verklaard over wie geld heeft betaald om haar echtgenoot vrij te krijgen na de eerste aanslag door Al-Shabaab. Eiseres heeft in het nader gehoor in eerste instantie verklaard dat haar familie geld voor zijn vrijlating heeft betaald. [4] Later in het nader gehoord heeft zij verklaard dat de ambtenaar voor wie haar echtgenoot werkte dit geld heeft betaald. [5] Nadat eiseres daarmee is geconfronteerd heeft zij verklaard dat zij in de war was en dat het niet de familie, maar de ambtenaar voor wie haar echtgenoot werkte was. [6] In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiseres vervolgens aangegeven dat zij in de war was en dat zij heeft vergeten te vertellen dat de ambtenaar die betaalde ook familie van hen was. Vervolgens is in de zienswijze en in beroep aangevoerd dat eiseres niet wisselend heeft verklaard, omdat de term ‘familieleden’ ook gebruikt kan worden voor stamleden en de ambtenaar waarvoor de echtgenoot werkte onderdeel is van de stam. De rechtbank overweegt dat dit niet wegneemt dat eiseres hier wisselend over heeft verklaard in het nader gehoor. Bovendien heeft eiseres geen verklaring gegeven waarom zij pas in de zienswijze met deze uitleg komt en niet op het moment dat zij geconfronteerd wordt met haar tegenstrijdigheid in het nader gehoor. De beroepsgrond slaagt niet.
7.4.
Verder heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in verband met de gestelde tweede aanslag een legitiem doelwit van Al-Shabaab was. Dat zij levensmiddelen en sigaretten verkocht, ook aan politieagenten, heeft de minister daarvoor onvoldoende mogen achten. De minister heeft ter motivering van zijn standpunt terecht verwezen naar het algemeen ambtsbericht over Somalië van juni 2023. Daarin wordt vermeld dat de meeste geraadpleegde bronnen aangaven dat de gewelddaden van Al-Shabaab in de regel niet specifiek tegen burgers gericht waren. [7] Dit is slechts anders als deze burgers behoorden tot een groep die door Al-Shabaab als een legitiem doelwit werd gezien. Zoals overheidsfunctionarissen, bepaalde zakenlieden, journalisten, medewerkers van ngo’s of anderen die als loyaal aan de overheid of buitenlandse machten werden gezien.
7.5.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft tegengeworpen dat de verklaringen van eiseres over haar vader tegenstrijdig zijn. Eiseres heeft namelijk aan de ene kant in de gronden van de Dublinprocedure verklaard dat zij en haar zoon afhankelijk waren van de hulp van haar vader, van wie zij zorg kreeg en bij wie zij zat ondergedoken. Aan de andere kant heeft eiseres in deze procedure verklaard dat zij haar vader op zeer jonge leeftijd heeft verloren en heeft geleefd in zijn huis en van zijn erfenis. Deze verklaringen zijn dusdanig tegenstrijdig dat de rechtbank de stelling van eiseres niet volgt dat zij spreekwoordelijk heeft bedoeld te zeggen dat zij afhankelijk was van de hulp van haar (overleden) vader.
8. Eiseres betoogt dat de minister het nader gehoor van de asielaanvraag van de moeder van eiseres had moeten inbrengen. Voor zover eiseres betoogt dat dit nodig is vanwege de tegenwerping in het bestreden besluit dat eiseres haar verklaringen tegenstrijdig zijn met die van haar moeder, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gemachtigde van eiseres het nader gehoor van de moeder wil inzien. De rechtbank ziet alleen geen aanleiding om het nader gehoor zelf op te vragen, omdat de tegenstrijdige verklaring als zodanig niet door eiseres wordt betwist.
9. Voor zover eiseres nog stelt dat zij in Mogadishu een gevaar loopt voor Al-Shabaab, wijst de rechtbank erop dat eiseres niet gevraagd wordt terug te keren naar Mogadishu maar haar woonplaats voor haar vertrek uit Somalië: [naam plaats] . De minister heeft zich op de zitting, met verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Somalië, op het standpunt gesteld dat de woonplaats van eiseres niet onder de controle staat van Al-Shabaab. [8] De gemachtigde van eiseres heeft dit niet als zodanig bestreden. Voor zover eiseres stelt dat het gebied waar eiseres vandaan komt ook onder controle staat van Al-Shabaab, omdat ze haar daar in 2021 ook hebben gevonden, volgt de rechtbank dit niet. Hiervoor is namelijk al geoordeeld dat de minister niet ten onrechte de problemen van eiseres met Al-Shabaab ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft daarom, naar het oordeel van de rechtbank, terecht geconcludeerd dat eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Alleenstaande vrouw uit Somalië
10. Eiseres stelt (voor het eerst) in beroep dat zij vanwege de afwezigheid van haar echtgenoot als een alleenstaande vrouw in Somalië moet worden beschouwd. Doordat zij een alleenstaande vrouw is zou zij in aanmerking moeten komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw 2000. Ter onderbouwing heeft eiseres (medische) informatie ingebracht waaruit blijkt dat haar echtgenoot in India is voor een medische behandeling. Daarbij wijst zij er ook op dat zij, nu zij een arm niet goed kan gebruiken, in het dagelijkse leven afhankelijk is van hulp. Zij kan zich dan ook alleen, bij terugkeer naar Somalië, zonder haar man niet redden.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het beleid om als alleenstaande vrouw uit Somalië te worden aangemerkt. [9]
11.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen niet van mening verschillen over de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is getrouwd. Zij heeft verklaard dat haar echtgenoot, na haar vertrek uit Somalië, in het vluchtelingenkamp Dhobley op de grens van Somalië met Kenia heeft gewoond. De echtgenoot van eiseres is recentelijk voor een medische behandeling naar India gereisd en is daar geopereerd.
11.2.
De rechtbank overweegt dat de minister erop heeft mogen wijzen dat eiseres niet met (medische) stukken heeft onderbouwd dat de behandeling die haar echtgenoot ondergaat in India hem blijvend aan India bindt en/of dat de huidige behandeling niet beschikbaar dan wel toegankelijk is voor hem in Somalië. Ook heeft de minister erop mogen wijzen dat het in het algemeen niet zo is dat iemand, die zich voor het ondergaan van een medische ingreep begeeft naar het buitenland, niet meer zal of kan terugkeren naar het eigen land. De rechtbank stelt in dit verband vast dat uit de overgelegde stukken blijkt dat het (medische) visum van de echtgenoot van eiseres geldig is tot [datum 2025] en dat hij een vlucht naar Addis Abeba heeft geboekt voor [datum 2024] . Daarnaast volgt de rechtbank de stelling van eiseres dat zij en haar echtgenoot niet samen in Somalië kunnen wonen vanwege de ondervonden problemen met Al-Shabaab niet. De rechtbank heeft hiervoor namelijk geoordeeld dat de minister de problemen van eiseres met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ook de enkele mededeling van de echtgenoot van eiseres dat hij niet meer wil terugkeren naar Somalië heeft de minister er niet toe hoeven brengen eiseres op grond van zijn beleid aan te merken als alleenstaande vrouw in Somalië. Dit betekent namelijk niet dat eiseres niet met haar echtgenoot in Somalië kan wonen.
11.3.
Dat eiseres daarnaast aanvoert dat zij niet zelfstandig in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) kan voorzien, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de minister eiseres als alleenstaande vrouw moet aanmerken. Zoals hiervoor al is geoordeeld heeft de minister eiseres niet hoeven aanmerken als alleenstaande vrouw.
Conclusie
12. De minister heeft niet ten onrechte de problemen van eiseres met Al-Shabaab ongeloofwaardig geacht. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres door Al-Shabaab geassocieerd wordt met de overheid. Ook is eiseres niet aan te merken als alleenstaande vrouw. Eiseres valt daarmee ook niet onder een risicoprofiel zoals neergelegd in het beleid van de minister.
Conclusie en gevolgen
13. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

In de zaak NL24.23440

14. Eiseres heeft op 5 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De minister heeft bij besluit van 8 juli 2024 alsnog beslist op de asielaanvraag van eiseres. Dit beroep heeft daarom van rechtswege ook betrekking op dat besluit. [10]
15. Hiervoor heeft de rechtbank dit besluit inhoudelijk beoordeeld. De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, omdat eiseres heeft gevraagd om het toekennen van een dwangsom en een proceskostenveroordeling.
15. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de beslistermijn voor de minister al was verstreken op het moment dat eiseres haar ingebrekestelling heeft ingediend. De rechtbank vindt dat eiseres haar ingebrekestelling te vroeg (prematuur) heeft ingediend. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk zal verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of dwangsom bestaat dan geen aanleiding. De rechtbank leg dit hierna uit.
15. De rechtbank stelt vast dat Nederland, na het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn, op 16 december 2022 verantwoordelijk is geworden voor de inhoudelijke behandeling van haar asielaanvraag. De rechtbank overweegt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden in het geval van eiseres daarom op 16 juni 2023 zou eindigen. Maar de minister heeft, met inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn van asielaanvragen die nog niet waren verstreken op 27 september 2022 met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft al eerder geoordeeld dat er een wettelijke grondslag voor de minister bestond om dit te doen. [11] De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn eindigde op 16 maart 2024. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 6 oktober 2023 te vroeg (prematuur) is ingediend.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep in de zaak NL24.23440, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep in de zaak NL24.28205, gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:64, vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Pagina 13 nader gehoor.
5.Pagina 30 nader gehoor.
6.Pagina 30 nader gehoor.
7.Algemeen ambtsbericht Somalië, juni 2023, pagina 21.
8.Algemeen ambtsbericht, juni 2023, pagina 91.
9.Zoals neergelegd in paragraaf C7/30.3.2 en de nadere uitwerking in paragraaf C7/30.3.2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
10.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
11.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050).