In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1989, heeft op 19 april 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij problemen heeft met zijn oom, die een landdispuut over geërfde grond heeft. Eiser beweert dat zijn oom zijn vader heeft vergiftigd en dat hij na een ontvoering door zijn oom vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, omdat de gestelde vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met zijn oom niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft overwogen dat eiser in de maanden na zijn ontvoering geen contact heeft gehad met zijn oom en dat er geen bewijs is dat de oom actief naar hem op zoek is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag terecht is afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.