ECLI:NL:RBDHA:2024:16962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende onderbouwing van reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1989, heeft op 19 april 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij problemen heeft met zijn oom, die een landdispuut over geërfde grond heeft. Eiser beweert dat zijn oom zijn vader heeft vergiftigd en dat hij na een ontvoering door zijn oom vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, omdat de gestelde vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met zijn oom niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft overwogen dat eiser in de maanden na zijn ontvoering geen contact heeft gehad met zijn oom en dat er geen bewijs is dat de oom actief naar hem op zoek is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag terecht is afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 19 april 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in 2020 een stuk grond van zijn overleden vader heeft geërfd. Dit stuk grond wordt door eisers oom geclaimd. Eiser vermoedt dat de oom zijn vader heeft vergiftigd met als gevolg het overlijden van zijn vader. Nadat eiser heeft geweigerd het stuk grond te verlaten, heeft de oom hem begin mei 2021 laten ontvoeren, waar eiser vijf dagen in een bos is vastgehouden en is mishandeld. Na eisers vrijlating wilde hij aangifte doen bij de politie. Echter is eisers neef (de zoon van zijn oom) werkzaam bij de politie en heeft hem gewaarschuwd dit niet te doen. Eiser heeft op 2 december 2021 Nigeria verlaten. Bij terugkeer vreest hij gevonden en vermoord te worden door zijn oom.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt eisers problemen met zijn oom als gevolg van een landdispuut echter niet geloofwaardig. Verweerder werpt eiser tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de doodsoorzaak van zijn vader. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn vader is overleden als gevolg van een vergiftiging door zijn oom. Verder overweegt verweerder dat eiser in de maanden tussen de ontvoering en vertrek uit Nigeria niet is lastiggevallen door de oom en eiser is niet meer op het land geweest waardoor zijn oom heeft gekregen wat hij wilde. Hierdoor wordt door verweerder niet gevolgd dat de oom eiser nog steeds zoekt. Voorts overweegt verweerder dat het feit dat eiser stelt te vrezen voor zijn leven niet te rijmen is met het feit dat hij bij zijn inreis begin december 2021 in Oekraïne koos voor een verblijfsvergunning op grond van studie die niet omgezet kan worden in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Dit terwijl eiser asiel had kunnen aanvragen wat hem mogelijk langer veiligheid zou kunnen bieden. Dat eiser op een aantal punten uit de zienswijze wordt gevolgd, maakt niet dat deze punten van dusdanige zwaarte zijn dat het de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielmotief verandert.
3. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard over de doodsoorzaak van zijn vader. Verder heeft verweerder ten onrechte overwogen dat niet gevolgd kan worden dat de oom hem nog steeds zoekt. Verweerder is er daarbij ten onrechte aan voorbijgegaan dat de oom niet wist waar eiser verbleef na de ontvoering en dat hij ook niet wist van de carwash die eiser uitbaatte. Dat eiser niet weet of de oom actief op zoek is naar hem, maakt niet dat eiser bij terugkeer niets te vrezen zou hebben. Voorts heeft verweerder ten onrechte overwogen dat een verblijfvergunning op grond van studie niet kan worden omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Ook meent eiser dat verweerder er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de oorlog in Oekraïne het voor eiser nagenoeg onmogelijk maakte om op korte termijn een asielvergunning te kunnen krijgen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Wat in de gronden van beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een geslaagd beroep. Het is immers aan eiser om zijn stellingen aannemelijk te maken middels zijn verklaringen en documenten en hierin is hij niet geslaagd.
5. Verweerder heeft de gestelde problemen van eiser met zijn oom als gevolg van een landdispuut niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij terecht aan eiser tegengeworpen dat het slechts een vermoeden van eiser betreft dat zijn vader door de oom is vergiftigd en als gevolg daarvan is overleden. Dit vermoeden heeft eiser niet onderbouwd. Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat eiser zijn vrees voor de oom bij terugkeer naar Nigeria onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het is immers aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade en daarin is eiser niet geslaagd. Hierbij heeft verweerder kunnen meewegen dat het feit dat eiser in de bijna acht maanden dat hij na de ontvoering nog in Nigeria was, geen contact meer had met de oom en dat de oom mogelijk niet wist waar eiser verbleef, niet maakt dat eiser niet gezocht kon worden door zijn oom. Van enige poging van de oom om hem nog te vinden, is niet gebleken. Eiser is na de ontvoering begin mei 2021 immers niet meer benaderd of lastiggevallen door de oom. Verweerder heeft daarom aan eiser kunnen tegenwerpen dat niet valt in te zien waarom eiser bij terugkeer nog door de oom gezocht zou worden. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de oom hem ruim drie jaar later nog zou bedreigen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. Voor zover eiser stelt dat de oom eiser bij een terugkeer toevallig een keer zou kunnen tegenkomen en eiser dan zal vermoorden, geldt dat dit geen reëel risico is en dat de
mere possibilityonvoldoende is. Verweerder heeft hierbij kunnen verwijzen naar de uitspraken van de Afdeling [1] van 14 oktober 2013 en 13 december 2017. [2] Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor de oom.
6. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade, laat de rechtbank in het midden of eiser eerder in Oekraïne een asielaanvraag heeft kunnen indienen.
7. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 oktober 2024 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.