ECLI:NL:RBDHA:2024:17035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.38129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1996 en van Poolse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 september 2024, waarbij de maatregel van bewaring werd opgelegd. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken, waaronder een afstandsverklaring van eiser om op zitting gehoord te worden. Na ontvangst van deze inlichtingen is het onderzoek met instemming van partijen gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van het gehoor en de maatregel van bewaring zijn voorzien van een rechtsgeldige elektronische handtekening. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring aangegeven dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Eiser heeft de gronden niet betwist, en de rechtbank heeft geen onrechtmatigheid in de maatregel kunnen vaststellen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38129

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken, waaronder een afstandsverklaring van eiser om op zitting gehoord te worden. Deze inlichtingen zijn op 9 oktober 2024 ontvangen.
De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 het onderzoek, met instemming van partijen, gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Poolse nationaliteit te hebben.
Ondertekening
2. Eiser betoogt dat niet duidelijk is of het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring en de maatregel van bewaring voorzien zijn van een rechtsgeldig elektronische handtekening.
3. De rechtbank heeft ter zitting gecontroleerd of het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring en de maatregel van bewaring zijn voorzien van een rechtsgeldig elektronische handtekening en vastgesteld dat dit het geval is.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] staan in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] staan in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Ambtshalve toets
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.