Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Tunesische nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelde dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Oostenrijk een aanvraag had ingediend. Eiser stelde dat hij geen asielaanvraag in Oostenrijk had ingediend en dat zijn vingerafdrukken gedwongen waren afgenomen. Hij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij samen met anderen vanuit Oostenrijk naar Nederland was gereisd, maar als enige in de Dublinprocedure was beland.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder terecht heeft aangenomen dat de informatie in het Eurodac-systeem juist is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Oostenrijk zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Vreemdelingenwet en de Dublinverordening in haar overwegingen betrokken.