In deze zaak heeft eiseres op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 19 juli 2023. Eiseres heeft vervolgens op 7 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin het 'first in first out'-principe is toegepast, en concludeert dat de minister binnen acht weken na deze uitspraak alsnog een beslissing moet nemen. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank stelt ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen – Telman, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.