In deze zaak hebben eisers op 20 december 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinsleden bij een referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 juli 2023 afgewezen. Eisers hebben hiertegen bezwaar aangetekend op 3 augustus 2023. Vervolgens hebben zij de minister op 18 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar en hebben zij op 20 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank constateert dat de minister niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eisers, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50, en draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.