ECLI:NL:RBDHA:2024:17242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.19102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische eiser en de beoordeling van het risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 29 januari 2023 een aanvraag ingediend, die op 24 april 2024 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Na heropening van het onderzoek op 24 mei 2024, heeft de minister op 2 juli 2024 een nader gehoor afgenomen en op 25 juli 2024 een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft op 14 augustus 2024 beroepsgronden tegen dit besluit ingebracht.

De rechtbank oordeelt dat de minister niet deugdelijk heeft onderzocht of eiser bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade loopt, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank constateert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de recente informatie over de situatie in Somalië en de specifieke omstandigheden van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 3.500,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19102

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum]. Hij heeft op 29 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit van 24 april 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond (bestreden besluit 1).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de voogd van eiser en een tolk. Ook de gemachtigde van de minister is verschenen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
1.2.
Op 24 mei 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de minister de opdracht gegeven nader onderzoek te doen.
1.3.
De minister heeft op 2 juli 2024 een nader gehoor afgenomen en op 25 juli 2024 een aanvullend besluit genomen. Het beroep heeft, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege mede betrekking op dit besluit (bestreden besluit 2).
1.4.
Eiser heeft op 14 augustus 2024 beroepsgronden tegen het bestreden besluit 2 ingebracht.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2024 nogmaals op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de vervangend voogd van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit 1

2. De rechtbank overweegt eerst dat de motivering van de minister in het bestreden besluit 1 onderdeel is geworden van het bestreden besluit 2 en in bestreden besluit 2 is gewijzigd en aangevuld. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit 1, zodat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.1.
Vanwege het indienen van een beroepschrift tegen het bestreden besluit 1 en de toepassing van artikel 6:19 van de Awb, heeft eiser wel recht op vergoeding van de hiermee verband houdende proceskosten ter waarde van 2 punten (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 22 mei 2024).

Het bestreden besluit 2

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag in het bestreden besluit 2 aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt met betrekking tot het bestreden besluit 2 tot het oordeel dat de beroepsgronden slagen en het beroep gegrond is en zal dit besluit vernietigen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag kort samengevat het volgende ten grondslag. Al Shabaab wil jonge mensen rekruteren en zo ook eiser. Zijn ouders zijn verschillende keren gebeld dat eiser oud genoeg was om zich bij Al Shabaab aan te sluiten. Om die reden lieten zijn ouders hem vooral binnen blijven, hij mocht alleen naar Koranschool. Op een gegeven moment heeft de vader van eiser hem voor de veiligheid weggebracht naar een andere woning in het dorp. Al Shabaab is eiser komen zoeken bij het huis van zijn ouders, toen hij niet thuis was en zijn vader niet wilde meewerken is zijn vader doodgeschoten. Eiser kwam op dat moment stiekem naar huis en heeft zijn overleden vader gezien. Zijn moeder heeft hem daarna helpen vluchten.
4.1
De minister heeft in het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen onderscheiden:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met Al Shabaab.
De minister heeft in het bestreden besluit 2 de identiteit, nationaliteit en de herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser omtrent de problemen met Al Shabaab acht de minister ongeloofwaardig, omdat hij eisers verklaringen in dit verband tegenstrijdig en onlogisch vindt. Verder stelt de minister zich op het standpunt, voor zover in deze beroepsprocedure van belang, dat niet is gebleken dat eiser uit een gebied komt waar Al Shabaab aan de macht is of het gebied controleert en dat eiser niet door een dergelijk gebied hoeft te reizen naar zijn dorp. Er bestaat voor eiser om die reden geen reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De minister wijst de aanvraag af als ongegrond.
Beroepsgrond: Onzorgvuldigheid vanwege referentiekader eiser
5. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn minderjarigheid en referentiekader bij de gehoren en de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Ten tijde van het gehoor was eiser 14 jaar en had hij bovendien enkel een paar jaar Koranschool gehad. Ook heeft eiser aangegeven dat hij de tolk tijdens het aanmeldgehoor niet goed kon verstaan en dat hij bij het nader gehoor duizelig was.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Dat eiser in het aanmeldgehoor de tolk niet altijd goed begreep is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat aan het gehoor zorgvuldigheidsgebreken kleven of om te moeten concluderen dat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling niet deugdelijk tot stand is gekomen. Eiser heeft zijn relaas bovendien met de correcties en aanvullingen nader kunnen toelichten. Voorts stelt de rechtbank ten aanzien van het nader- en aanvullend gehoor vast dat op diverse momenten is geverifieerd of eiser de vraag goed heeft begrepen, waarbij waar nodig de vraag is herhaald of op een andere wijze is gesteld of is doorgevraagd naar wat eiser bedoelde. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bewoordingen van eiser zelf. Uit de antwoorden die eiser heeft gegeven, kan niet worden afgeleid dat de vragen door hem niet begrepen werden of dat hij moeite heeft gehad met het geven van een (globale) tijdsindicatie van gebeurtenissen. Daarbij is verder van betekenis dat eiser op dit punt niets heeft aangevoerd in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Tijdens het nader gehoor heeft eiser wel aangegeven dat hij duizelig was, maar dat eiser niet in staat is geweest (verder) gehoord te worden volgt de rechtbank niet, omdat dit niet blijkt uit de verslaglegging van het gehoor. Bovendien stelt de rechtbank vast dat eiser blijkens het nader gehoor [2] en het aanvullende gehoor [3] zelf heeft verklaard dat hij goed bejegend is en hij zowel de tolk als de gehoormedewerker goed kon verstaan en begrijpen. De rechtbank volgt eiser derhalve niet in zijn betoog dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn minderjarigheid en referentiekader en dat als gevolg daarvan de gehoren en de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling onzorgvuldig tot stand zouden zijn gekomen.
Beroepsgronden: problemen Al Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig en ten onrechte geen nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling
6. Eiser voert kort samengevat aan dat de minister de problemen met Al Shabaab ten onrechte niet geloofwaardig acht. Ook heeft er volgens eiser bij het nemen van het bestreden besluit 2 geen nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsgevonden, terwijl dit wel had gemoeten.
6.1.
Ook deze beroepsgronden slagen niet. De minister kan erin worden gevolgd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer zijn ouders door Al Shabaab zijn gebeld en wanneer hij niet meer naar de Koranschool mocht. Ook heeft de minister bij de beoordeling mogen betreken dat de verklaringen niet overeenkomen met de door eiser geschetste tijdlijn. Begin 2021 zou Al Shabaab contact hebben gezocht met de ouders van eiser, maar daarna spreekt eiser over gebeurtenissen van enkele dagen en weken waarna hij is gevlucht. Dit strookt niet met zijn vertrek uit Somalië in 2022. Ook de verklaringen dat eiser, nadat hij in een andere woning was ondergebracht ter bescherming, direct terug is gerend naar zijn huis na het horen van schoten, heeft de minister onlogisch en ongerijmd mogen achten. De rechtbank is van oordeel dat de minister, mede gezien al het andere dat de minister in dit verband aan eiser heeft kunnen tegenwerpen, niet ten onrechte de problemen met Al Shabaab als ongeloofwaardig heeft beschouwd.
6.2.
Het betoog dat in het bestreden besluit 2 geen nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden, slaagt evenmin. Uit het bestreden besluit 2 blijkt voldoende, zoals de minister ter zitting op deugdelijke wijze heeft toegelicht, dat er bij het nemen van het bestreden besluit 2 een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden, waarbij, mede onder verwijzing naar de motivering in het bestreden besluit 1 die onderdeel geworden is van bestreden besluit 2, ook de verklaringen van eiser uit het nader gehoor en de geloofwaardigheid van zijn herkomst zijn betrokken en meegewogen.
Beroepsgrond: Eiser loopt bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM
7. In het bestreden besluit heeft de minister in dit verband het volgende overwogen:
“Uit het landenbeleid voor Somalië blijkt dat in gebieden in Somalië waar Al Shabaab aan de macht is of het gebied controleert de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert.
Geloofwaardig geacht is dat jij uit [woonplaats 1] ([woonplaats 2]) komt. [woonplaats 1] ligt volgens het meest recente kaartmateriaal, zoals weergeven op pagina 91 van het Ambtsbericht Somalië 2023, in een mixed/unclear gebied. Voorgaande betekent dat het onduidelijk is wie er de controle heeft in jouw woonplaats [woonplaats 1]. De IND acht het niet aannemelijk dat Al-Shabaab voldoende strijders heeft om overal aanwezig te zijn in deze mixed/unclear gebieden. Het risico op ernstige schade voor iedere terugkeerder is daarom niet reëel. De IND heeft geen informatie waaruit blijkt dat Al Shabaab de controle heeft in jouw woonplaats. De bewijslast om aannemelijk te maken dat Al Shabaab de controle heeft in jouw woonplaats, ligt daarom bij jou. Jij bent hier ook op gewezen in het aanvullende gehoor. Desondanks heb jij geen (recente) bronnen aangeleverd waaruit blijkt dat Al Shabaab op dit moment de controle heeft in jouw woonplaats. Om die reden kan de IND niet aannemen dat Al Shabaab de controle heeft in jouw woonplaats en dat jij daarom bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade wegens systematische blootstelling.
Daarbij komt bovendien dat jij bij terugkeer niet door een gebied hoeft te reizen waar Al Shabaab de controle of de macht heeft. Uit jouw verklaringen blijkt dat jij tijdens jouw vertrek uit Somalië gebruik hebt gemaakt van het vliegveld van Bardera. Jij zou van Bardera naar Mogadishu gevlogen zijn. De route van jouw woonplaats [woonplaats 1] naar Bardera loopt bovendien eveneens door een mixed/unclear gebied, waarvan het onduidelijk is wie aldaar de controle heeft. Uit jouw verklaringen of uit andere bronnen is niet gebleken dat jij bij terugkeer niet opnieuw gebruik zou kunnen maken van de vliegverbinding tussen Mogadishu en Bardera (of mogelijk van Kismayo naar Bardera). Indien jij echter, om wat voor reden dan ook, bij terugkeer geen gebruik meer kan maken van deze vliegverbinding en jij jouw reis dus (gedeeltelijk) over land zal moeten voorzetten, hoef jij ook niet door een gebied te reizen waar Al Shabaab de controle of de macht heeft. Uit openbare landeninformatie blijkt namelijk dat jij vanuit Mogadishu kan vliegen op Baidoa. Vanuit Baidoa kan jij bovendien over land verder reizen naar jouw woonplaats [woonplaats 1]. Er zijn hierbij meerdere routes door mixed/unclear gebied en langs overheidsplaatsen mogelijk (bijvoorbeeld de route van Baidoa naar Luuq en van Luuq naar [woonplaats 1]). Opnieuw geldt hier dat het aan jou is om aannemelijk te maken dat jij bij terugkeer op de route langs plaatsen en/of gebieden moet reizen die onder controle staan van Al Shabaab. De enkele stelling dat jij door Al Shabaab gebied moet reizen is hiervoor niet voldoende. Jij hebt aldus niet aannemelijk gemaakt dat jij bij terugkeer op de route naar jouw woonplaats stuit op Al Shabaab en daarmee een reëel risico loopt op ernstige schade.
Jij krijgt daarom geen verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.”
7.1.
Eiser betoogt dat hij met recent kaartenmateriaal heeft aangetoond dat hij wel uit een gebied komt waar Al Shabaab de controle heeft alsook dat hij door een gebied moet reizen waar Al Shabaab de controle heeft. Eiser heeft een kaart [4] overgelegd die hij van VluchtelingenWerk Nederland heeft ontvangen en ter zitting op de mailwisseling met VluchtelingenWerk en de herkomst van de kaart gewezen.
7.2.
De rechtbank acht de door eiser genoemde bron en de herkomst van de kaart verifieerbaar en objectief en hecht derhalve bewijswaarde toe aan de kaart. Vast staat en tussen partijen is niet in geschil dat eiser afkomstig is uit het gebied dat op de door eiser overgelegde kaart is aangeduid als “Gedo Region”. Dit gebied is op de kaart aangeduid als ‘assessed Al Shabaab Support Zone’. VluchtelingenWerk heeft, zo is ter zitting toegelicht, in de begeleidende e-mail benoemd dat in het gebied waar eiser vandaan komt aanvallen van Al Shabaab plaatsvinden. Verder kan op basis van deze kaart worden vastgesteld dat het gebied is omringd door gebied dat is aangeduid als 'assessed Al Shabaab Controle Zone’. Hoewel voor de rechtbank onduidelijk is gebleven of het dorp van eiser in de support zone of de controle zone ligt, staat voor de rechtbank aan de hand van de kaart vast dat eiser om in zijn dorp te komen, door het gebied aangeduid als ‘Al Shabaab Contole zone’ moeten reizen. De rechtbank stelt verder vast dat de door eiser ingebrachte informatie van recentere datum is dan het algemeen ambtsbericht over Somalië waar de minister zich op beroept. Het standpunt van de minister dat het ambtsbericht een rapport van een deskundige is waar de minister in beginsel vanuit mag gaan, betekent niet dat de minister de aangeleverde objectieve informatie, niet hoeft te onderzoeken en betrekken bij de besluitvorming. De rechtbank acht hiervoor des te meer reden, nu in het ambtsbericht wordt benoemd dat men niet weet wat de situatie is en het ambtsbericht een jaar eerder is vastgesteld. De minister moet in deze zaak, mede gelet op de samenwerkingsplicht, dan ook meer doen dan verwijzen naar het oudere ambtsbericht. De minister moet nader onderzoeken of, gelet op de aangeleverde informatie, nog wel uitgegaan kan worden van de kaart en informatie zoals opgenomen in het algemeen ambtsbericht. Onder al deze omstandigheden heeft de minister niet deugdelijk onderzocht en gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM loopt. In zoverre kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
7.3.
Nu, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de voornoemde omstandigheden onduidelijk zijn gebleven kan de rechtbank niet beoordelen of de minister deze omstandigheden voldoende heeft betrokken bij de beoordeling of in Somalië voor eiser sprake is van een situatie als bedoeld in het kader van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (Kri), zoals door eiser in beroep is aangevoerd. Omdat de minister onvoldoende gemotiveerd de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen, draagt de rechtbank de minister op om bij het nemen van het nieuwe besluit eveneens een beoordeling te maken of in Somalië sprake is van een situatie voor eiser als bedoeld in artikel 15c van de Kri. De minister moet daarbij motiveren of de individuele omstandigheden zoals door eiser naar voren zijn gebracht, elementen zijn die bijdragen aan een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. [5]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit 2.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor zes weken.
8.2.
Omdat het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond is krijgt eiser ook in dit verband een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De proceskostenvergoeding bedraagt mede gelet op wat onder rechtsoverweging 2.1 is overwogen, in totaal € 3.500,- (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 2 punten voor het verschijnen op de beide zittingen, met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2;
- draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 3.500,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Pagina 21 van het nader gehoor.
3.Pagina 16 aanvullend gehoor.
4.Te vinden op criticalthreads.org.
5.Als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843 en de uitspraak de uitspraak van De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.