Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
in de gelegenheid om uiterlijk op 26 januari 2024 kenbaar te maken welke onderdelen van het besluit zij als (bedrijfs)vertrouwelijke informatie aanmerkt. Wanneer[eiseres, voorzieningenrechter]
van deze gelegenheid geen gebruik maakt, dan zal de AP een eigen afweging maken over de vraag of bepaalde informatie in het besluit als (bedrijfs)vertrouwelijk moet worden aangemerkt. De verzending van het besluit zal op 2 februari 2024 plaatsvinden.
gestuurd met daarin zichtbaar gemaakt de onderdelen die voor klagers – om bedrijfsvertrouwelijke redenen onleesbaar zijn gemaakt. De boetehoogte is in die versie niet onleesbaar gemaakt.
op 6 maart 2024 de AP (nogmaals) gevraagd de boetehoogte onleesbaar te maken voor klagers, gelet op het risico dat [eiseres, voorzieningenrechter] meent te lopen met de verstrekking van het boetebesluit aan klagers.
opgelegde boete[maakt, voorzieningenrechter]
integraal onderdeel uit van het boetebesluit. Gelet daarop ziet de AP geen aanleiding om de boetehoogte onleesbaar te maken in het afschrift van het besluit dat aan klagers zal worden verstrekt. Aan de vrees van[eiseres, voorzieningenrechter]
voor het ‘uitlekken’ van de boetehoogte komt de AP tegemoet door klagers erop te wijzen dat het gaat om vertrouwelijke informatie en dat er aansprakelijkheidsrisico’s voor klagers bestaan indien zij die vertrouwelijkheid schenden.
3.Het geschil
- i) De AP te gebieden om, voor zover zij overgaat tot verstrekking van het handhavingsbesluit aan de twee betrokkenen [klagers, voorzieningenrechter], het boetebedrag en de onderdelen over de berekening van het boetebedrag onleesbaar te maken, en deze informatie ook niet op enige wijze aan hen (of andere derden) bekend te maken, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
- ii) de AP te veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling van het geschil
moetworden omdat zij de gelegenheid moeten hebben bezwaar te maken tegen de hoogte van de opgelegde boete. Voor wat betreft de toezending van het handhavingsbesluit aan klagers is in een voorlopige voorziening procedure (voorshands) geoordeeld dat dit een feitelijke handeling is, en toezending voor klagers geen rechtsgevolg heeft. Los daarvan verwijst de voorzieningenrechter naar dat wat hiervoor aan de orde kwam over het ontbreken van belang bij klagers bij kennisneming van de exacte hoogte van de opgelegde boete. In redelijkheid valt dan ook niet in te zien dat AP gehouden zou zijn klagers het tot eiseres gerichte handhavingsbesluit onverkort in afschrift te verstrekken. Daarbij moet nog bedacht worden dat eiseres, enigszins tegen wil en dank, heeft gesuggereerd in het aan klagers te zenden afschrift de hoogte van de boete en de berekening daarvan weg te laten, maar te volstaan met de vermelding dat aan eiseres
“een boete groter dan 1 miljoen EUR”is opgelegd. Aldus weten klagers dat er ten minste een forse boete is opgelegd in het kader van de handhaving.
derdenbekend te maken. In feite wordt hiermee een algeheel openbaarmakingsverbod gevorderd. Bij gebreke van enige onderbouwing, met feiten en rechtsgronden, in zowel de dagvaarding als tijdens de mondelinge behandeling, komt dit deel van de vordering van eiseres niet voor toewijzing in aanmerking. Daar komt bij dat eiseres een zienswijze heeft ingediend naar aanleiding van de door de AP geuite intentie om het handhavingsbesluit openbaar te maken. Het is niet aan de voorzieningenrechter om hierop vooruit te lopen, nog daargelaten of daartoe een bevoegdheid bestaat.