In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.M. van der Wal, heeft haar aanvraag ingediend op 22 september 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 22 maart 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een groot aantal aanvragen was ingediend. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was, en ziet geen reden om in deze zaak anders te oordelen.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 29 juli 2024 prematuur is ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.