ECLI:NL:RBDHA:2024:1732
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door een eiser van Syrische nationaliteit tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 26 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van stilzwijgen van de staatssecretaris, heeft de eiser op 10 mei 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft de eiser op 30 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de beslistermijn van zes maanden, die eindigde op 26 april 2023, rechtsgeldig heeft verlengd met negen maanden op basis van het WBV 2022/22, omdat er sprake was van een situatie die het moeilijk maakte om binnen de termijn te beslissen.
Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, oordeelt de rechtbank dat de ingebrekestelling prematuur was en dat het beroep daarom niet voldoet aan de vereisten voor indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.