Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Boskalis Nederland B.V.,
2.[bedrijfsnaam 1] B.V.,
3.[bedrijfsnaam 2] B.V.,
1.De procedure
2.De incidentele vorderingen tot tussenkomst subsidiair voeging
3.De feiten
“Het engineeren en uitvoeren van variabel onderhoud van suppletiewerken langs de Nederlandse kust”.Elke aanbesteding omvat meerdere werkpakketten, als volgt:
- Aanbesteding met zaaknummer 31187112 (hierna ook: ‘de eerste aanbesteding’): werkpakket 1 Renesse, werkpakket 2 Schouwen Westkop en werkpakket 3 Domburg (allemaal strandsuppleties)
- Aanbesteding met zaaknummer 31187113 (hierna ook: ‘de tweede aanbesteding’): werkpakket 1 Nieuwesluis, werkpakket 2 Cadzand, werkpakket 2 Cadzand (optioneel) en werkpakket 3 Dishoek (allemaal strandsuppleties),
- Aanbesteding met zaaknummer 31189999 (hierna ook: ‘de derde aanbesteding’), werkpakket 1 Strandsuppletie Maasvlakte 2 en werkpakket 2 Vooroeversuppletie Maasvlakte 2.
De ondernemer heeft in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de uiterste datum voor ontvangst van de inschrijving ten minste één opdracht in de bouwsector (GWW, B&U, installatietechniek) uitgevoerd met een overeengekomen bedrag (aannemingssom) of gefactureerd bedrag gelijk aan of groter dan 3.000.000 euro (exclusief omzetbelasting) waarbij de ondernemer was belast met de dagelijkse organisatie en leiding van de opdracht (het projectmanagement) en de ondernemer jegens de opdrachtgever eindverantwoordelijk was voor de uitvoering van de opdracht.
De ondernemer heeft in de periode van zeven jaar voorafgaande aan de uiterste datum voor ontvangst van de inschrijvingen ten minste één strandsuppletie met behulp van een sleephopperzuiger op een kustlocatie uitgevoerd van ten minste 300.000 m3 zand (in situ). Deze strandsuppletie is op een vakkundige en regelmatige wijze uitgevoerd en het werk is binnen de overeengekomen termijn (verleend uitstel van oplevering daarin begrepen) afgerond en door Opdrachtgever geaccepteerd.
De ondernemer heeft in de periode van zeven jaar voorafgaande aan de uiterste datum voor ontvangst van de inschrijvingen ervaring opgedaan met de aanleg en het gebruik van een (drijvende) transportleiding van de sleephopperzuiger naar de strandlocatie.”
- om de werkzaamheden van beide referentieopdrachten te onderbouwen met bewijsdocumenten, waaronder in ieder geval contractdocumenten;
- om te verduidelijken en aan te tonen per wanneer de gestelde 14 medewerkers in dienst zijn gekomen en wat deze personen hebben uitgevoerd voor de ingevulde referentieopdrachten.
4.Het geschil
5.De beoordeling van het geschil
éénseparaat referentieproject met een minimumomvang van € 3.000.000,= of € 1.500.000,=, die is afgerond, waarbij de inschrijver het projectmanagement heeft gevoerd en waarbij de inschrijver jegens de opdrachtgever eindverantwoordelijk was voor de uitvoering van de opdracht. Door een normaal oplettende en redelijk geïnformeerde inschrijver kan deze eis niet anders worden uitgelegd, nu evident is dat Rijkswaterstaat zoekt naar ervaring met een opdracht van ongeveer dezelfde omvang als de aanbestede opdracht. Het is duidelijk dat aan deze eis niet wordt voldaan door het als één opdracht aanmerken en uitvoeren van diverse kleinere baggerwerkzaamheden die geen verband met elkaar houden en die worden uitgevoerd op verschillende locaties. De door [eiseres] opgegeven referentieopdracht is in die zin ook niet vergelijkbaar met de werkpakketten die Rijkswaterstaat samenstelt. Het gaat hier om het doorschuiven door [bedrijfsnaam 3] VOF van werkzaamheden die voortvloeiden uit verschillende kleinere, door [bedrijfsnaam 3] VOF met verschillende derden gesloten overeenkomsten. Duidelijk is dat door het doorschuiven en vervolgens stapelen van die kleinere opdrachten niet kan worden voldaan aan de omvangseis; daarmee wordt die eis feitelijk omzeild. Het moet gaan om
één werk van voldoende omvang. Dat de werkzaamheden op de verschillende locaties naar zeggen van [eiseres] onderdeel zijn van één overeenkomst tussen [eiseres] en [bedrijfsnaam 3] VOF maakt het oordeel niet anders. Ook dan is het uitvoeren van diverse werkzaamheden van beperktere omvang op verschillende locaties iets anders dan één grote opdracht.
zelfaan deze vereisten voldoet, heeft Rijkswaterstaat begrijpelijkerwijs niet aangetoond geacht. Dit werk is door Rijkswaterstaat immers in opdracht gegeven aan [bedrijfsnaam 3] VOF. Nog daargelaten de door Rijkswaterstaat en de tussenkomers terecht opgeworpen vraag of met de uitvoering van een opdracht in onderaanneming aan eis a kan worden voldaan, heeft [bedrijfsnaam 3] VOF in het UEA dat zij voor die opdracht heeft ingediend verklaard dat zij niet van plan is een gedeelte van de opdracht in onderaanneming aan derden te geven. Dit is ook later niet gemeld aan Rijkswaterstaat. [eiseres] heeft deze werkzaamheden dus niet kenbaar als onderaannemer uitgevoerd. Bovendien blijkt uit het door Rijkswaterstaat overgelegde Integraal Veiligheidsplan ten aanzien van dit project (dat is opgesteld door [bedrijfsnaam 3] VOF) op geen enkele wijze van enige betrokkenheid van [eiseres] bij dit project, laat staan dat gebleken is dat [eiseres] was belast met het projectmanagement van deze opdracht. Voor Rijkswaterstaat – als opdrachtgever – is [bedrijfsnaam 3] VOF bij deze opdracht ook altijd het enige aanspreekpunt geweest en gebleven. Onder deze omstandigheden is alleszins begrijpelijk dat Rijkswaterstaat zich op het standpunt heeft gesteld dat er in de onderhavige aanbestedingsprocedure niet van mag worden uitgegaan dat [eiseres] het projectmanagement heeft gevoerd en eindverantwoordelijkheid heeft gedragen op de wijze zoals voorgeschreven is in eis a. Daarbij komt nog dat de opdracht Eemsgeul volgens onweersproken stelling van Rijkswaterstaat doorliep tot ver in 2023, zodat van (tijdige) oplevering door [eiseres] van die opdracht zoals is bedoeld in eis a, gegeven de gestelde opleverdatum van de opdracht van 31 december 2022, ook geen sprake is geweest.