ECLI:NL:RBDHA:2024:17388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.27132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen intrekking verblijfsvergunning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 3 juli 2024, waarin het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting. Eiser had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder NL24.27134, waarover in een aparte uitspraak wordt beslist.

De rechtbank onderzoekt de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die was ingetrokken met terugwerkende kracht per 28 oktober 2019. Eiser had tot 14 februari 2020 de tijd om een bezwaarschrift in te dienen, maar diende dit pas op 27 oktober 2023 in, met een verzoek om verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De minister achtte deze reden niet verschoonbaar en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Eiser heeft hiertegen op 4 juli 2024 beroep ingesteld, maar herhaalde enkel de eerder aangevoerde gronden zonder nieuwe argumenten aan te voeren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat de minister in het bestreden besluit adequaat op de gronden van eiser is ingegaan. De intrekking van de verblijfsvergunning blijft derhalve in stand, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27132

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 3 juli 2024, waarin de minister zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op zitting. [2]
1.1.
Het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder NL24.27134. Hierop wordt in een afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser voor verblijf bij mevrouw [naam]. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Bij beschikking van 17 januari 2020 heeft de minister de verblijfsvergunning van eiser met terugwerkende kracht per 28 oktober 2019 ingetrokken. Eiser had tot en met 14 februari 2020 de tijd een bezwaarschrift in te dienen. Eiser heeft op 27 oktober 2023 een bezwaarschrift tegen de beschikking van 17 januari 2020 ingediend. Bij brief van 13 november 2023 heeft eiser redenen opgegeven waarom zijn bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. In het bestreden besluit van 3 juli 2024 acht de minister de door eiser opgegeven reden van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift niet verschoonbaar en heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser op 4 juli 2024 beroep ingesteld.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
5. Eiser heeft volstaan de eerder aangevoerde gronden in de bezwaarfase te herhalen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser in beroep niet aangeeft wat er in zijn ogen verkeerd is aan het bestreden besluit slaagt het beroep niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.