ECLI:NL:RBDHA:2024:1739
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door een eiser die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De eiser, van Russische nationaliteit, had op 15 december 2022 zijn aanvraag ingediend. Op 26 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de eiser in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De eiser heeft vervolgens op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek daarom heeft gesloten. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) besproken. De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de staatssecretaris op 15 juni 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden was verlengd op basis van het WBV 2022/22. Dit betekent dat de ingebrekestelling van de eiser op 27 juni 2023 prematuur was, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.