ECLI:NL:RBDHA:2024:17402
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op basis van Dublinverordening
Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland een verzoek om overname aan Frankrijk heeft gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard, waardoor Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser beoordeeld, die aanvoerde dat er bijzondere, individuele omstandigheden waren die maakten dat zijn aanvraag onverplicht door de minister behandeld moest worden. De eiser stelde dat hij lichamelijke en psychische klachten had en dat hij in Frankrijk niet goed was behandeld. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser deze omstandigheden niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de minister noopten om de asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.S. de Vries in aanwezigheid van griffier L.H. Scholten. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.