ECLI:NL:RBDHA:2024:17497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag van een niet-begeleide minderjarige in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres, een niet-begeleide minderjarige, tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat is vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres, op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft aangevoerd dat haar moeder en zus geen wettig verblijf meer hebben in Duitsland en dat een overdracht aan Duitsland niet in haar belang zou zijn. De rechtbank concludeert echter dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland zijn verantwoordelijkheid heeft erkend door het claimverzoek te accepteren.
Eiseres heeft ook betoogd dat het belang van het kind in de weg staat aan een overdracht aan Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet heeft kunnen onderbouwen wat haar belang is bij de verantwoordelijkheid van Nederland voor haar asielaanvraag. De rechtbank wijst erop dat Nederland erop mag vertrouwen dat Duitsland zijn verplichtingen nakomt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland onredelijk zouden maken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft.