ECLI:NL:RBDHA:2024:17511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.40256
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring op grond van artikel 8 EVRM met verzoek om schadevergoeding

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, een Ghanese man, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 25 september 2024, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser stelde dat hij een relatie had met een Belgische vrouw en dat de maatregel zijn recht op familieleven, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM, schond. Tijdens de zitting op 23 oktober 2024 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had in België en dat het terugkeerbesluit naar Ghana geldig bleef. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht. Eiser had niet betwist dat er een risico op onttrekking bestond en de rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te veronderstellen dat het zicht op uitzetting naar Ghana was komen te ontbreken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40256

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. W.H.M. Ummels),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser te zijn geboren op [datum] 1975 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Artikel 8 van het EVRM [2]
2. Eiser wijst erop dat hij een relatie heeft met een Belgische vrouw. Zij heeft een vast adres in Antwerpen en verricht arbeid in loondienst. Hij heeft in dat kader meerdere stukken overgelegd. Eiser doet een beroep op artikel 8 van het EVRM en meent dan ook dat de maatregel opgeheven dient te worden zodat hij zijn familieleven in Antwerpen kan hervatten. Verder heeft eiser ter zitting gesteld dat zijn relatie onvoldoende is meegewogen in het kader van het lichter middel.
3. Met de door eiser overgelegde stukken is niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft in België. Eiser heeft zelf ook verklaard dat hij en zijn vriendin voornemens zijn om een aanvraag in te dienen. Zolang geen sprake is van een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM is het terugkeerbesluit van 18 oktober 2019 geldig en dient eiser terug te keren naar Ghana. Verweerder heeft hier dan ook geen aanleiding in hoeven zien om de maatregel van bewaring op te heffen. Hierbij is van belang dat eiser zijn verblijf in België ook kan legaliseren vanuit Ghana.
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd in beroep niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat het risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is om dit onttrekkingsrisico te ondervangen. De stukken ter onderbouwing van zijn relatie heeft eiser tijdens de beroepsprocedure pas overgelegd. Wat eiser heeft verklaard voor het opleggen van de maatregel is voldoende betrokken bij de beoordeling. Het risico bij het opleggen van een lichter middel heeft verweerder terecht als te groot bestempeld. Zo heeft eiser meermaals verklaard niet te willen terugkeren naar Ghana en is hij op 23 september 2019 al eens met onbekende bestemming vertrokken.
Zicht op uitzetting
5. Eiser vraagt zich af of er nog perspectief is. De bewaring duurt al enige tijd en er is weinig gebeurd. Het laatste nieuws is dat de Ghanese consul niet bereikbaar is. Hij heeft dan wel geweigerd om te verschijnen bij een presentatie, maar er komt ook geen enkel signaal vanuit de Ghanese autoriteiten.
6. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 6 december 2023 [4] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Ghana in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Dit zeker gelet op de mededeling van verweerder ter zitting dat eisers identiteit en nationaliteit inmiddels is bevestigd en een vlucht voor hem aangevraagd kan worden. Verder is van belang dat eiser zich niet meewerkend heeft opgesteld. Op 9 oktober 2024 stond de presentatie van eiser aan de Ghanese autoriteiten gepland. Eiser heeft niet meegewerkt aan deze presentatie, terwijl dat wel van hem verwacht mag worden. Ook is niet gebleken dat eiser andere stappen heeft ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Uit deze omstandigheden blijkt dan ook dat enige vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser dient te komen.
Ambtshalve toets
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 oktober 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.