Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van 10 oktober 2024, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) was opgelegd. Eiser stelde dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat deze plaatsvond in een internationale trein terwijl deze zich nog in België bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste staandehouding in Nederland plaatsvond en dat de verbalisanten bevoegd waren om eiser staande te houden op grond van artikel 50 van de Vw.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd, omdat er voldoende gronden waren om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de zware gronden, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan het vaststellen van zijn identiteit, als feitelijk juist beoordeeld. Eiser had geen geldig identificerend document en had geen poging gedaan om zijn identiteit aan te tonen. De rechtbank verwierp ook het verzoek van eiser om een lichter middel, zoals een meldplicht, en oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.