Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 28 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. Verzoekster had op 2 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen door de minister van Asiel en Migratie, omdat Zweden verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechter overwoog dat de asielaanvraag niet in behandeling was genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk was. De rechter stelde vast dat verzoekster op 30 oktober 2024 zou worden overgedragen aan Zweden, maar dat het beroep van verzoekster niet kon worden behandeld voordat deze overdracht had plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoekster om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar beroep zwaarder woog dan het belang van de verweerder om verzoekster eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit werd geschorst en verzoekster de behandeling van haar beroep in Nederland mocht afwachten. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875, voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.