In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 5 april 2023 een aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden een besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de rechtbank uitspraak zonder zitting.
De rechtbank stelt vast dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat er meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt de minister verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en moet de minister het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.