In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 oktober 2024, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de minister van Asiel en Migratie verplicht is om alsnog een besluit te nemen. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag heeft beslist. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank legt de minister op om binnen acht weken na de verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.