ECLI:NL:RBDHA:2024:17528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het overdrachtsbesluit op grond van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het overdrachtsbesluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Het betreft een overdracht aan de autoriteiten van Duitsland op basis van artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser is op 2 juli 2024 staande gehouden en op 8 juli 2024 is aan de Duitse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Duitse autoriteiten hebben op 9 juli 2024 akkoord gegeven en op 22 juli 2024 is eiser daadwerkelijk overgedragen aan Duitsland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij inmiddels is overgedragen. De gemachtigde van eiser heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de rechtbank om aan te geven of er nog contact is met eiser. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het overdrachtsbesluit.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. B. Voors, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28290

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en
de minister van Asiel en Migratie. [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het overdrachtsbesluit van 10 juli 2024, waarbij de minister eiser ervan in kennis heeft gesteld dat hij op grond van artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening aan de autoriteiten van Duitsland zal worden overgedragen.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang (meer) heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. Eiser is op 2 juli 2024 op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) staande gehouden en op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Op 8 juli 2024 zijn de Duitse autoriteiten gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. De Duitse autoriteiten zijn hiermee op 9 juli 2024 akkoord gegaan. Uit de brief van de minister van 30 juli 2024 met bijgevoegd het ‘Model M113, Opheffing van maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000’ blijkt dat de maatregel van bewaring op 22 juli 2024 is opgeheven, omdat eiser op die datum is overgedragen aan Duitsland.
4. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij de huidige beroepsprocedure. Naar aanleiding van het bericht van 30 juli 2024 van de minister is de gemachtigde op 1 augustus 2024 verzocht om hier binnen twee weken op te reageren om aan te geven wat dat volgens hem voor het onderhavige beroep betekent. Daarop is niet gereageerd en daarom is op 19 augustus 2024 een algemeen rappelbericht verstuurd. Daarop is wederom niet gereageerd. Op 4 september 2024 is er telefonisch contact geweest tussen de rechtbank en de gemachtigde waarin de gemachtigde had aangegeven dat hij een bericht zal plaatsen in het digitale dossier. Dit is niet gebeurd en daarom is op 11 september 2024 nogmaals een rappelbericht verzonden. Daarop heeft de gemachtigde weer niet gereageerd. Hieruit blijkt dat aan de gemachtigde tweemaal een rappelbericht is verzonden en dat er tevens telefonisch contact heeft plaatsgevonden met de gemachtigde. Bij bericht van 2 oktober 2024 heeft de rechtbank aan de gemachtigde verzocht om binnen een week aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser, en zo ja, waar dat contact uit bestaat. Daarop heeft de gemachtigde wederom niet gereageerd. Aangezien uit het voorgaande volgt dat eiser op 22 juli 2024 is overgedragen aan Duitsland, dat de gemachtigde geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren en eveneens na uitvraag niet blijkt dat de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser over de procedure, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het overdrachtsbesluit.

Conclusie en gevolgen

5. De conclusie is dat (enig) procesbelang in deze procedure ontbreekt. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.