ECLI:NL:RBDHA:2024:17532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
22/7271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024, in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoeker had zijn beroep ingetrokken nadat het college met een nieuw besluit op 26 september 2024 tegemoet was gekomen aan zijn eerdere beroep tegen een besluit van 1 november 2022. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het college aangaf dat verzoeker geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtsbijstand.

De rechtbank overweegt dat, hoewel het college tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift was niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook als kennelijk ongegrond af.

Wel wijst de rechtbank erop dat het college verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot het college te wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, het college

(gemachtigden: mr. K. Bergacker, mr. B.A. van de Ven en F.V. Silva de Jesus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het college van 1 november 2022. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het college met het besluit van 26 september 2024 aan het beroep is tegemoetgekomen.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat eiser geen aanspraak op vergoeding van proceskosten heeft, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtshulp.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Moet het college de proceskosten van verzoeker vergoeden?
4. Het college is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
5. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.