ECLI:NL:RBDHA:2024:17532
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024, in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoeker had zijn beroep ingetrokken nadat het college met een nieuw besluit op 26 september 2024 tegemoet was gekomen aan zijn eerdere beroep tegen een besluit van 1 november 2022. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het college aangaf dat verzoeker geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtsbijstand.
De rechtbank overweegt dat, hoewel het college tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift was niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook als kennelijk ongegrond af.
Wel wijst de rechtbank erop dat het college verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot het college te wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.