ECLI:NL:RBDHA:2024:17553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Rohingya met Pakistaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt van Myanmarese nationaliteit te zijn, heeft op 27 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 juli 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij Rohingya is en dat hij niet kan terugkeren naar Myanmar vanwege etnische zuivering. De minister heeft echter gesteld dat eiser in het bezit is van een Pakistaans paspoort en dat hij legaal heeft gereisd met dit paspoort. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn Pakistaanse paspoort vals is. Eiser heeft geen contact opgenomen met de Pakistaanse autoriteiten om zijn nationaliteit te bevestigen, wat volgens de rechtbank wel van hem verwacht mag worden.

De rechtbank wijst erop dat de minister in beginsel mag uitgaan van de gegevens in een authentiek bevonden paspoort. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De rechtbank concludeert dat de minister de juiste grondslag heeft gebruikt voor het bestreden besluit en dat er geen aanleiding is om de door eiser gestelde problemen in Saoedi-Arabië of Myanmar te onderzoeken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28749

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Myanmarese nationaliteit te zijn. Hij heeft op 27 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 17 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij Rohingya is. Om die reden kan eiser niet terugkeren naar Myanmar, omdat hij daar te maken zou krijgen met etnische zuivering. Eiser heeft Saoedi-Arabië verlaten, omdat hij geen baan meer heeft. Eiser heeft daarom geen recht meer op een verblijfsvergunning in Saoedi-Arabië en moest het land verlaten. In Saoedi-Arabië is eiser uitgebuit en gediscrimineerd. Het is niet mogelijk voor eiser om terug te keren, omdat hij nu niet langer in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning.
Het bestreden besluit
5. Het bestreden besluit bevat het volgende relevante element:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser in het bezit is van een Pakistaans paspoort. Eiser heeft legaal gereisd met dit Pakistaanse paspoort. Om die reden stelt de minister zich op het standpunt dat eiser in het bezit is van de Pakistaanse nationaliteit. De minister stelt daarom dat de problemen van eiser in Myanmar en in Saoedi-Arabië niet getoetst hoeven te worden.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser enkel gronden heeft ingediend tegen het standpunt van de minister over de Pakistaanse nationaliteit van eiser. Deze zal de rechtbank hierna beoordelen. Tegen het niet doortoetsen aan de gestelde problemen van eiser in Myanmar en Saoedi-Arabië heeft eiser geen gronden ingediend.
Is eiser in het bezit van de Pakistaanse nationaliteit?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat eiser in het bezit is van de Pakistaanse nationaliteit.
Vals paspoort
6.1.
Eiser heeft een vals paspoort gekocht, omdat het in Saudi-Arabië verplicht is voor staatlozen om hun status te legaliseren. Eiser had geen legale mogelijkheid om dit te doen, aangezien hij Rohingya is. Eiser voert in het verlengde hiervan aan dat er in mei 2023 een afspraak is gemaakt tussen Saoedi-Arabië en Pakistan om de Pakistaanse paspoorten, die in het bezit zijn van Rohingya zijn, te verlengen. Ook voert eiser aan dat er bronnen [2] zijn waaruit blijkt dat de Pakistaanse overheid vanaf 2012 geen paspoorten meer heeft verlengd, tot aan de deal met Saoedi-Arabië in 2023. Eiser betoogt dat uit landeninformatie blijkt dat in Saoedi-Arabië een grootschalige handel in valse (Pakistaanse) paspoorten bestaat. Daarom was eiser in staat om met het valse paspoort te reizen.
6.2.
De minister stelt dat eiser in het bezit is van de Pakistaanse nationaliteit. Eiser is in het bezit van een Pakistaans paspoort. Met dit paspoort heeft eiser meerdere internationale reizen gemaakt, waarbij eiser nooit problemen heeft ondervonden met zijn Pakistaanse paspoort. Om die reden volgt de minister eiser niet in zijn verklaring dat zijn paspoort vals is. De minister stelt verder dat de verklaring van eiser dat veel asielzoekers met valse documenten reizen niet onderbouwt dat het Pakistaanse paspoort van eiser vals is. Eiser heeft zijn paspoort in 2014 verkregen. Dit is nadat de Pakistaanse overheid, volgens de bronnen, is gestopt met het verstrekken van paspoorten. Op de zitting heeft de minister tot slot toegelicht dat door eiser geen navraag is gedaan bij de Pakistaanse autoriteiten over de afgifte van het paspoort of zijn gestelde Pakistaanse nationaliteit.
6.3.
Bij de beoordeling van persoonsgegevens en de nationaliteit van een vreemdeling, mag de minister in beginsel uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. Als een vreemdeling stelt dat dat paspoort, of bepaalde daarin vermelde gegevens, toch buiten beschouwing moeten worden gelaten, moet hij aannemelijk maken dat dat paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 14 maart 2024 [3] uitgewerkt wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en wanneer de minister nader onderzoek moet doen.
6.3.1.
Daaruit volgt dat de eerste stap is dat een vreemdeling alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven, een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
6.3.2.
De omstandigheid dat zich fraude met Pakistaanse paspoorten voordoet, zoals eiser betoogt, betekent nog niet dat moet worden aangenomen dat eiser op oneigenlijke wijze aan zijn Pakistaanse paspoort is gekomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn Pakistaanse paspoort vals is. Hierbij acht de rechtbank het van belang dat eiser meerdere internationale reizen heeft gemaakt met zijn Pakistaanse paspoort. Het betoog van eiser dat aan zijn Pakistaanse paspoort bilaterale afspraken tussen Saudi-Arabië en Pakistan ten grondslag liggen, maakt dat niet anders. Hetzelfde geldt voor het betoog van eiser dat er geen indicaties zijn dat het Pakistaanse paspoort daadwerkelijk de nationaliteit verschaft aan Rohingya in Saudi-Arabië. Dat eiser op dit moment niet meer in het bezit is van zijn Pakistaanse paspoort omdat hij deze onderweg heeft afgegeven aan een smokkelaar, staat er niet aan in de weg om van eiser te verlangen dat hij het ontbreken van de Pakistaanse nationaliteit verder onderbouwt. Uit de stukken blijkt niet dat eiser contact heeft gezocht met de Pakistaanse autoriteiten over de afgifte van zijn paspoort of de Pakistaanse nationaliteit die daaruit blijkt.
Niet valt in te zien waarom hij geen navraag zou kunnen doen bij de Pakistaanse vertegenwoordiging in Nederland. Hierbij is het van belang dat eiser geen persoonlijke problemen met de Pakistaanse autoriteiten heeft gesteld. Eiser heeft dus onvoldoende moeite gedaan om aannemelijk te maken dat hij zijn Pakistaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. De minister mocht daarom voor eiser uitgaan van de Pakistaanse nationaliteit. De volgende twee stappen van het in de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024 beschreven toetsingskader behoeven daarom geen bespreking meer.
Documenten en arrest van Internationaal Gerechtshof
7. Eiser voert aan dat de minister de kopieën van documenten van de vader en grootvader van eiser ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming. Deze documenten zijn relevant, omdat ze verband houden met de verklaringen van eiser met betrekking tot zijn nationaliteit. Ook betoogt eiser dat er enkel sprake kan zijn van het hebben van een nationaliteit wanneer er sprake is van een “real en genuine link” tussen het individu en de staat die de nationaliteit afgeeft. In dit kader verwijst eiser naar een arrest van het Internationaal Gerechtshof uit 1955. [4] Eiser betoogt dat er geen link is tussen hem en Pakistan. Hij heeft nooit in Pakistan gewoond of gewerkt. Bovendien is eiser niet in Pakistan geboren en stamt hij niet af van Pakistanen.
7.1.
De minister acht het van belang dat eiser heeft aangegeven dat hij niet weet of zijn vader en opa de Pakistaanse nationaliteit hebben. De minister stelt dat deze documenten niet intensief betrokken zijn bij de besluitvorming, omdat het kopieën zijn. Ook is de familieband tussen eiser en zijn gestelde vader en opa niet onderbouwd, aldus de minister. De minister volgt de stelling van eiser niet, voor zover eiser betoogt dat hetgeen op de Saoedische overheidsverklaring staat genoteerd niet inhoudt dat eiser in het bezit is van de Pakistaanse nationaliteit. De minister stelt dat dit niets zegt over hoe eiser in Saoedi-Arabië geregistreerd staat, omdat deze registratie is gedaan op basis van het Pakistaanse paspoort van eiser. De door eiser overgelegde documenten die betrekking hebben op zijn vader en opa zeggen niets over de nationaliteit van eiser, aldus de minister.
7.2.
Uit rechtsoverweging 7.3 volgt dat de minister mocht uitgaan van het Pakistaanse paspoort van eiser. De minister heeft de verklaringen van eiser over zijn behoefte aan internationale bescherming dan ook terecht getoetst tegen de achtergrond van de Pakistaanse nationaliteit. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Rohingya in Pakistan als groep worden vervolgd of blootstaan aan ernstige schade. Eiser heeft verder geen persoonlijke problemen in Pakistan gesteld. Het door eiser aangehaalde arrest van het Internationaal Gerechtshof uit 1955 maakt dit niet anders. Dit arrest ziet op een conflict over de nationaliteit tussen twee staten. In onderhavige procedure is er geen sprake van een dusdanig conflict tussen twee staten. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om dit arrest te betrekken in onderhavige procedure. Gelet hierop bestaat voor de minister, anders dan eiser stelt, geen aanleiding om de door eiser gestelde problemen in Saoedi-Arabië of Myanmar te onderzoeken.
Heeft de minister de juiste grondslag gebruikt voor het bestreden besluit?
8. Eiser voert aan dat de minister de onjuiste grondslag heeft gebruikt voor het besluit. Eiser betoogt dat hij geen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser voert aan dat hij eerlijk is geweest over zijn documenten. Om die reden kan artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet de grondslag zijn voor het bestreden besluit, aldus eiser.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vw 2000, ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Eiser heeft zonder dwang zijn paspoort afgegeven. Dit wordt beschouwd als het vernietigen of het zich ontdoen van identificerende documenten, zoals is bedoeld onder artikel 30b onder d van de Vw 2000. Omdat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn nationaliteit, kon de minister ook artikel 30b onder c van de Vw 2000 tegenwerpen aan eiser.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Eiser verwijst naar Business recorder, KSA agrees to extend Pakistani passports to thousands of ‘Burmese’ Muslims, 27 mei 2023, [website]
3.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
4.Internationaal Gerechtshof, Arrest Nottebohm (Liechtenstein v. Guatemala) 6 april 1955.