In deze zaak heeft eiseres op 22 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdoel ‘humanitair niet-tijdelijk’. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 5 juni 2023 afgewezen. Eiseres heeft op 6 juni 2023 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Vervolgens heeft zij de minister op 5 juni 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Op 12 augustus 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft het beroep ingesteld na het verstrijken van de beslistermijn, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 437,50, die de minister moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.