ECLI:NL:RBDHA:2024:17614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.33766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Turkije met betrekking tot een eiser zonder rechtmatig verblijf

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het aan hem opgelegde terugkeerbesluit, dat op 13 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie is genomen. Eiser, geboren in 1996 en van Turkse nationaliteit, heeft de Europese Unie op 20 november 2023 ingereisd met een Schengenvisum, dat geldig was voor 90 dagen. Hij heeft echter de geldigheidsduur van het visum overschreden en heeft geen rechtmatig verblijf meer. Eiser heeft beroep ingesteld omdat hij van mening is dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten, wat volgens hem een schending van de hoorplicht zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit op 13 augustus 2024 is gehoord. Tijdens dit gehoor is hem gevraagd naar bijzondere omstandigheden die zouden kunnen leiden tot het niet opleggen van een terugkeerbesluit, maar eiser heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De rechtbank concludeert dat eiser zijn procesbelang heeft behouden, omdat het terugkeerbesluit in de toekomst kan leiden tot een inreisverbod. Desondanks oordeelt de rechtbank dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het terugkeerbesluit blijft in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het aan hem opgelegde terugkeerbesluit (hierna: het bestreden besluit).
1.1
Met het bestreden besluit van 13 augustus 2024 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, gericht op vertrek naar Turkije met een vertrektermijn van vier weken.
1.2
Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in dit beroep geen zitting, omdat dat op grond van de wet [1] in deze zaak niet nodig is.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Turkse nationaliteit. Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit [2] opgelegd, omdat eiser geen rechtmatig verblijf heeft sinds hij de vrije termijn van zijn Schengenvisum heeft overschreden.
3.1
Vast staat dat eiser op 20 november 2023 de Europese Unie is ingereisd met een Schengenvisum, geldig voor 90 dagen. Ten tijde van het gehoor en het opleggen van het terugkeerbesluit op 13 augustus 2024 verbleef eiser nog steeds op het grondgebied van de Europese Unie. De geldigheidsduur van het visum was toen reeds ruim overschreden.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert in beroep aan dat het vanwege persoonlijke omstandigheden niet mogelijk was om binnen 90 dagen te vertrekken naar Turkije. Volgens eiser zijn deze persoonlijke omstandigheden op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit niet aan het licht gekomen, omdat hij niet is gehoord. Eiser is van mening dat hij de gelegenheid had moeten krijgen om zijn persoonlijke situatie op een later moment toe te lichten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Niet in geschil is dat eiser de vrije termijn na afloop van zijn Schengenvisum (ruimschoots) heeft overschreden en dat eiser binnen de aan hem gestelde vertrektermijn van vier weken de Europese Unie heeft verlaten. Door te voldoen aan de vertrekplicht is het terugkeerbesluit van 13 augustus 2024 uitgewerkt. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep.
6. Uit vaste rechtspraak [3] van de hoogste bestuursrechter volgt dat het procesbelang bij een uitspraak op een beroep tegen een terugkeerbesluit gelegen kan zijn in de mogelijkheid dat het terugkeerbesluit in de toekomst ook ten grondslag zal worden gelegd aan een inreisverbod. Om deze reden heeft eiser belang bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit.
7. In de stelling van eiser dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn persoonlijke situatie toe te lichten, vindt de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is. Deze stelling van eiser is namelijk evident onjuist, want uit het dossier blijkt dat eiser op 13 augustus 2024 voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit is gehoord. In dat gehoor is gevraagd of er bijzondere omstandigheden zijn waarom zou moeten worden afgezien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Eiser heeft deze vraag ontkennend beantwoord evenals de vraag of hij wenst nader te worden gehoord. Dat verweerder de gestelde persoonlijke omstandigheden van eiser – wat daar ook van zij – niet heeft kunnen betrekken in de besluitvorming, komt daarom voor eigen rekening en risico van eiser.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt daar niet over. Het beroep is kennelijk ongegrond en het opgelegde terugkeerbesluit blijft in stand.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over verzet
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de
rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U
moet dit verzetschrift bij deze rechtbank indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet de datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw
verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 62a, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie o.a. de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1178.