ECLI:NL:RBDHA:2024:17637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24-5379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met connexiteitsvereiste

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster behandeld. Verzoekster, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar aanvraag op 1 maart 2024 was afgewezen. Tevens was er een terugkeerbesluit opgelegd. Op 21 maart 2024 verzocht verzoekster de rechtbank om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar. De minister heeft op 9 oktober 2024 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de voorzieningenrechter op 16 oktober 2024 het verzoek heeft behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het connexiteitsvereiste, dat inhoudt dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen ontvankelijk is als er ook bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het besluit. Verzoekster had haar verzoek ingediend terwijl de bezwaarprocedure nog liep. Aangezien de minister op 9 oktober 2024 een besluit op het bezwaar had genomen en verzoekster hiertegen nog geen beroep had ingesteld, voldoet zij niet aan het connexiteitsvereiste. De voorzieningenrechter heeft verzoekster op 11 oktober 2024 gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen, maar dit was niet gebeurd.

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:81 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/5379

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kind:
[minderjarige],
V-nummer: [V-nummer 2] ,
(gemachtigde: U. Tasdelen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,
(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende het bezwaar tegen het besluit van 1 maart 2024, waarin de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ en ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [verzoekster] ’ heeft afgewezen. Ook heeft de minister een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister. Verzoekster heeft op 21 maart 2024 de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen hangende dat bezwaar.
1.2.
De minister heeft op 9 oktober 2024 beslist op het bezwaar en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit bezwaar is gemaakt en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1] Een verzoek om voorlopige voorziening is dus alleen ontvankelijk als er ook bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het besluit. Dat is het zogenoemde connexiteitsvereiste.
4. Verzoekster heeft haar verzoek om voorlopige voorziening ingediend hangende de bezwaarprocedure. Nog voordat de voorzieningenrechter op dit verzoek heeft beslist, heeft de minister op 9 oktober 2024 een besluit op het bezwaar van verzoekster genomen. De voorzieningenrechter heeft verzoekster op 11 oktober 2024 gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster tegen het besluit van 9 oktober 2024 (nog) geen beroep heeft ingesteld. Verzoekster voldoet dus niet aan het connexiteitsvereiste.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.
de griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Awb.