ECLI:NL:RBDHA:2024:17637
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Fijnheer
- Z.P. de Wilde
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met connexiteitsvereiste
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster behandeld. Verzoekster, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar aanvraag op 1 maart 2024 was afgewezen. Tevens was er een terugkeerbesluit opgelegd. Op 21 maart 2024 verzocht verzoekster de rechtbank om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar. De minister heeft op 9 oktober 2024 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de voorzieningenrechter op 16 oktober 2024 het verzoek heeft behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het connexiteitsvereiste, dat inhoudt dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen ontvankelijk is als er ook bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld tegen het besluit. Verzoekster had haar verzoek ingediend terwijl de bezwaarprocedure nog liep. Aangezien de minister op 9 oktober 2024 een besluit op het bezwaar had genomen en verzoekster hiertegen nog geen beroep had ingesteld, voldoet zij niet aan het connexiteitsvereiste. De voorzieningenrechter heeft verzoekster op 11 oktober 2024 gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen, maar dit was niet gebeurd.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:81 van de Awb.