8.3.Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat deze namens de verdachte niet is betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Bij de vordering van de benadeelde partij is een factuur overgelegd waaruit een aankoopprijs blijkt ter hoogte van het gevorderde bedrag. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, bestaande uit € 1.152,- aan materiële schade.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 400,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in zijn persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 23 december 2021 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.152,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 2] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De rechtbank overweegt dat namens de verdachte geen verweer is gevoerd tegen de (op de zitting gewijzigde) vordering van de benadeelde partij van € 1.950,-. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij
rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, bestaande uit € 1.950,- aan materiële schade.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 1 februari 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.950,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 3] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 5]
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde materiële schade van € 1.050,- en de benadeelde partij heeft deze voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank acht de vordering daarom in zoverre toewijsbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering van de proceskosten van € 120,-, nu deze niet is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.050,- aan materiële schade.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 31 maart 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.050,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 5] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij zijn vordering ter terechtzitting voldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank de vordering van € 1.100,- zal toewijzen. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 12 juni 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 7] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 9]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend ter hoogte van € 1.299,-, zijnde het bedrag waarvoor de benadeelde partij de laptop in april 2021 volgens de bijgevoegde factuur heeft aangeschaft. De raadsman heeft de vordering betwist. De rechtbank acht het redelijk om de vordering toe te wijzen tot de hoogte van de dagwaarde laptop. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. De rechtbank schat de dagwaarde van de laptop op € 850,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 18 juni 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 850,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 9] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 11]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet (nader) onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 700,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 22 september 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte hoofdelijk dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 11] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 17]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding nu de benadeelde partij geen schadebedrag op de vordering heeft ingevuld.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 18]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 400,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 11 december 2022 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 400,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 december 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 18] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 19]
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat deze namens de verdachte niet is betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, bestaande uit € 1.300,- aan materiële schade.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 600,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW. Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in zijn persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 6 februari 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.300,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 19] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 23]
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde jegens [naam 23] , zal de rechtbank de benadeelde partij [naam 23] op de voet van artikel 361 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 27]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 500,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 11 oktober 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 27] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 30]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon en de bijbehorende accessoires. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon met accessoires op € 600,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 14 december 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 600,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 december 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 30] .
Ten aanzien van de overige benadeelde partijen
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 31] , [naam 33] en [naam 32] zal de rechtbank, zoals ook door de verdediging betoogd, niet-ontvankelijk verklaren. Deze benadeelde partijen staan immers niet genoemd op de tenlastelegging van de verdachte.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.