Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: S. Faddach).
Procesverloop
Overwegingen
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een Poolse vreemdeling. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de minister vreesde dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. De vreemdeling, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft in beroep aangevoerd dat de maatregel onterecht was, omdat hij niet terug kon naar Polen vanwege zijn drugsprobleem en de ongewenstverklaring die tegen hem was afgegeven. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist en dat deze voldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling, die eerder ongewenst was verklaard, geen rechtmatig verblijf heeft en dat het aan hem was om hulp te zoeken in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd en dat de beroepsgrond van de vreemdeling niet slaagt. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 oktober 2024.