ECLI:NL:RBDHA:2024:17683
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen. De minister heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 september 2024, maar de verzoeker en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geconcludeerd dat, gezien de uitspraak in een aanverwante zaak (NL24.34062), er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 23 september 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.