ECLI:NL:RBDHA:2024:17746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, die zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen zag door de Minister van Asiel en Migratie. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om schorsing van dit besluit totdat het beroep is behandeld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van verzoeker is afgewezen op grond van artikel 30b van de Vreemdelingenwet (Vw) en dat verzoeker in bewaring is gesteld op basis van artikel 59b van de Vw. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vereiste onverwijlde spoed aanwezig is, omdat de bewaring niet onnodig lang mag duren. Tevens weegt het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder dan het belang van de verweerder om het bestreden besluit uit te voeren voordat het beroep is behandeld.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit wordt geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten. Daarnaast is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.