Op 31 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had op 25 juli 2024 een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 5 december 2022 was ingediend. Op 10 oktober 2024 verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In de uitspraak van vandaag, met zaaknummer NL24.29579, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan, is er geen aanleiding meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De beslissing is genomen door mr. A.G.D. Overmars, de voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, de griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.