ECLI:NL:RBDHA:2024:17847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.27135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van gestelde problemen en gebrek aan medische informatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2000, diende zijn aanvraag op 3 juni 2022 in, maar deze werd op 28 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 5 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft, omdat de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig worden geacht.

De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanvraag van eiser als ontvankelijk heeft beoordeeld en een inhoudelijke beoordeling heeft uitgevoerd. Eiser had eerder al een aanvraag ingediend die was afgewezen, en de rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser in twijfel trekken. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om de inhoud van een rapport van het Bureau Documenten te beoordelen, maar de rechtbank oordeelt dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te verweren.

De rechtbank concludeert dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht en dat de samenwerkingsverplichting is nageleefd. De medische stukken die eiser heeft overgelegd, zijn niet recent genoeg om de geloofwaardigheid van zijn verklaringen te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeker op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27135

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is van Gambiaanse nationaliteit en geboren op [datum] 2000. Hij heeft op 3 juni 2022 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en P. Ghosh als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Bij besluit van 2 juli 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel humanitair tijdelijk afgewezen. Bij besluit van 1 september 2020 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij uitspraak van 4 april 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het beroep ongegrond verklaard [1] .
Eiser heeft op 30 maart 2021 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij door de Gambiaanse autoriteiten wordt gezocht, omdat hij in maart 2015 iemand om het leven heeft gebracht. Eiser was als schapen- en geitenhoeder werkzaam voor zijn stiefvader. Deze stiefvader stuurde zijn zoon [naam 1] met eiser mee om te controleren of eiser zijn werk wel goed deed. Op een dag heeft eiser tijdens zijn werk ruzie gekregen met [naam 1] . Bij deze ruzie heeft eiser [naam 1] een duw gegeven, waardoor [naam 1] in een waterput is gevallen en is overleden. Eiser is toen gevlucht naar het buitenland. Bij besluit van 27 december 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, bij uitspraak van 8 maart 2022 ongegrond verklaard [2] .
Op 3 juni 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend die heeft geleid tot onderhavige procedure. Eiser heeft aangesloten bij zijn eerdere asielrelaas en ter onderbouwing van de huidige aanvraag een drietal documenten overgelegd; een arrestatiebevel, een remand warrant en een arrestatiebevel met verklaring. Deze documenten zijn op 10 juni 2022 door het Bureau Documenten onderzocht.
Besluit verweerder
4. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende afzonderlijke relevante elementen onderscheiden:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Ongeluk [naam 1] .
Verweerder vindt element 1 geloofwaardig, het tweede element ongeloofwaardig. Door Bureau Documenten is geconcludeerd dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de door eiser overgelegde documenten omdat referentiemateriaal ontbreekt. Verder heeft eiser geen duidelijke verklaringen afgelegd over de documenten. Van de door eiser overgelegde documenten kan daarom niet worden uitgegaan. Het element ongeluk [naam 1] is daarom ongeloofwaardig. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Beoordeling beroepsgronden
Rapport Bureau Documenten
5. Eiser voert aan dat de Verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten niet is geüpload in het KEI-dossier bij het instellen van beroep, zodat eiser geen kennis van de inhoud heeft kunnen nemen. Eiser is niet in de gelegenheid gesteld om vast te stellen en te beoordelen of de weergave van de inhoud van het rapport en de conclusie door verweerder juist en volledig is geweest. Eiser had in de gelegenheid moeten worden gesteld een contra-expertise te laten verrichten. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat de Verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 10 juni 2022 op 5 juli 2024 door verweerder in het digitale dossier is geüpload. Eiser heeft kennis kunnen nemen van de inhoud van het onderzoek van Bureau Documenten voorafgaand aan het indienen van de beroepsgronden op 10 juli 2024 en zich daar desgewenst tegen kunnen verweren door bijvoorbeeld een contra-expertise te laten verrichten. Dat eiser dat niet heeft gedaan, komt voor rekening en risico van eiser.
De beroepsgrond slaagt niet.
Samenwerkingsverplichting
6. Eiser voert aan dat de samenwerkingsverplichting is geschonden en dat sprake is van een motiverings- en een zorgvuldigheidsgebrek. Uit de jurisprudentie [3] volgt dat bij de bewijswaardering en de inhoudelijke beoordeling van een asielaanvraag aan de orde kan zijn dat verweerder de authenticiteit van een document op een andere manier onderzoekt dan door voorlegging aan Bureau Documenten. Een vertrouwenspersoon lijkt eiser een geschikte manier om onderzoek te doen naar de lopende strafzaak die tegen hem loopt.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Concreet houdt de samenwerkingsverplichting in dat, indien de door de verzoeker om internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden dan ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat in deze fase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen (feitelijke omstandigheden) te verzamelen die het verzoek kunnen onderbouwen. [4]
6.2.
Eisers asielaanvraag is door verweerder beoordeeld als ontvankelijk, waarna een
inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden. [5] Verweerder heeft de door eiser bij de aanvraag van 3 juni 2022 alsnog ingebrachte documenten, gedateerd 7 april 2015, op 10 juni 2022 door Bureau Documenten laten onderzoeken. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid omdat referentiemateriaal ontbreekt. Verweerder heeft eiser op 20 juni 2024 naar aanleiding van de aanvraag gehoord over de asielmotieven en vragen gesteld over de ingebrachte documenten. Verweerder heeft de verklaringen van eiser vervolgens uitgebreid en in samenhang met het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten gewogen en beoordeeld, waarbij verweerder van eiser heeft mogen verwachten dat hij duidelijk kan verklaren over de door hem ingebrachte documenten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het voorgaande, voldaan aan zijn samenwerkingsplicht. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom verweerder nader onderzoek zou moeten verrichten door de authenticiteit van de documenten ook nog op een andere manier te onderzoeken, bijvoorbeeld met behulp van een vertrouwenspersoon.
De beroepsgrond slaagt niet.
Medische stukken
7. Eiser voert aan dat de medische stukken een verdere bevestiging zijn van de verklaringen van eiser over hetgeen hem is overkomen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze stukken terzijde zijn geschoven. Verweerder rekt het gezag van de in kracht van gewijsde gegane eerdere uitspraak [6] op. Eiser is getraumatiseerd en dat moet worden meegewogen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
7.1.
Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft in haar uitspraak van 8 maart 2022 [7] geoordeeld dat eiser bescherming vraagt op grond van de gebeurtenissen bij de waterput in Gambia waarbij [naam 1] is overleden en dat uit de ingebrachte medische informatie niet kan worden afleiden dat de klachten die bij eiser aanwezig zijn het gevolg zijn van deze gebeurtenissen bij de waterput.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd waarom de medische stukken van 14 december 2021 nu tot een ander oordeel zouden moeten leiden, noch heeft eiser recente medische informatie overgelegd voor een dergelijk oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Verklaringen eiser
8. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de documenten enkel op basis van de verklaringen van eiser kunnen worden terzijde geschoven.
Dat Gambia is genoemd in plaats van Ghana is een vergissing. Verweerder heeft ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat eiser meer had moeten doen om zijn moeder ervan te doordringen dat het belangrijk is om meer te weten te komen over de wijze van verkrijgen van de documenten, omdat eiser ongeschoold is. Daarnaast is in de kern duidelijk dat de moeder van eiser en een buurman, [naam 2] , naar het politiebureau zijn gegaan om de documenten te verkrijgen. Om van hen te verlangen om nog woordelijk terug te halen wat er allemaal gezegd is, is niet redelijk. Eisers moeder en [naam 2] moesten zich voorts legitimeren en er werden vragen gesteld over het doel van de documenten. Niet valt in te zien waarom deze verklaringen niet voldoende zouden zijn, gegeven de situatie. Daarbij volgt uit de overgelegde medische stukken in de eerste procedure dat eiser in zeer slechte doen was.
Eiser kan niet meer vertellen over de wijze van verkrijgen van de documenten omdat hij niet zelf aanwezig was bij het aanvragen of verkrijgen van de documenten. Voorts werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser zich zou moeten herinneren waar de foto die op het arrestatiebevel staat is genomen. De moeder van eiser is gevraagd om navraag te doen aangaande de stand van zaken in de zaak. Echter, er blijft staan dat de feiten van de zaak duiden op een zaak die nog steeds open is. De stelling dat de verklaringen van eiser vaag zijn op dit punt, is niet juist. Dat er recent geen “status-update” is gevraagd, is gezien de lange duur van de kwestie, niet zo vreemd.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen uit het gehoor opvolgende aanvraag niet maken dat de gestelde problemen van eiser geloofwaardig zijn. Uit het Rapport gehoor opvolgende aanvraag van 20 juni 2024 blijkt dat eiser een aantal vragen zijn gesteld over de documenten. Verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser summier heeft verklaard. Eiser heeft weinig kunnen verklaren over hoe zijn moeder in het bezit is gekomen van deze documenten. Eiser kan enkel verklaren dat zijn moeder met [naam 2] naar het politiebureau is gegaan. Eiser weet niet wat er op het politiebureau is gebeurd, hoe zijn moeder de documenten heeft gekregen of wanneer moeder naar het politiebureau is gegaan. [8] Eiser weet ook niet hoe de politie aan de foto is gekomen die op het arrestatiebevel staat. Dat eiser op hoofdlijnen heeft kunnen verklaren en vermoedens heeft geuit, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden.
Verweerder heeft er belang aan kunnen hechten dat nu de documenten niet op echtheid kunnen worden beoordeeld, eisers verklaringen over het verkrijgen van de documenten des te belangrijker zijn. Nu eiser hier geen duidelijke verklaringen over af kan leggen kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat ook hierom niet van de echtheid uit gegaan kan worden. Verweerder heeft ook bij de beoordeling kunnen betrekken dat eisers verklaringen over de gebeurtenissen tijdens de vorige procedure niet geloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de documenten reeds zijn opgemaakt op 7 april 2015. Eiser kan echter niets vertellen over wat er in de jaren na 2015 is gebeurd met het onderzoek naar eiser. Hij heeft over de jaren wel contact met zijn moeder gehad, maar eiser kan echter niets vertellen over of de politie vaker langs is geweest, of hij in staat van beschuldiging is gesteld en of er een rechtszaak is geweest. [9]
Voor zover eiser stelt dat hij niet goed kon verklaren omdat hij niet in goeden doen was, volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat er vanuit kon worden gegaan dat eiser voldoende in staat was duidelijk en correct te verklaren. Aan eiser is tijdens het gehoor gevraagd of de hoormedewerker iets voor eiser kon doen om het gehoor aangenamer te maken en aan te geven als eiser wilde pauzeren. Eiser heeft bevestigend geantwoord op de vraag of hij lichamelijk en geestelijk in staat was het gehoor te doen. Na de pauze is eiser gevraagd hoe het met hem ging. Eiser verklaarde dat hij in het begin zenuwachtig was, maar geleerd heeft daar mee om te gaan en dat het op dat moment rustig was. [10]
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AWB 20/6782.
2.NL22.75.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Zie de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 november 2012, M. tegen Ierland, ECLI:EU:C:2012:744 en van 2 december 2014, A, B en C, ECLI:EU:C:2014:2406.
5.Werkinstructie 2023/7
6.Zie punt 3 van deze uitspraak.
7.NL22.75
8.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 3, 4.
9.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 6.
10.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 6.