ECLI:NL:RBDHA:2024:17851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL23.38753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging door Boko Haram

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, terecht heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn westerse scholing door Boko Haram werd gezocht. De eiser, geboren in 1989, heeft in zijn asielrelaas gesteld dat zijn familie in 2018 is aangevallen door Boko Haram, maar de rechtbank vindt dat zijn verklaringen hierover niet onderbouwd zijn met objectieve en verifieerbare bronnen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken.

De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezoek van Boko Haram aan zijn ouderlijk huis daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen navraag heeft gedaan bij zijn familie over de vermeende huiszoeking en dat zijn verklaringen over de aanval vaag en summier zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond kan worden beschouwd, en dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos en is openbaar gemaakt op 1 november 2024. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38753

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. R. Radema en mr. Y.M. van der Lei).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 november 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond [1] .
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, dhr. P. Ghosh als tolk en de gemachtigden van verweerder.
Het asielrelaas
2. Eiser is geboren op [datum] 1989 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser stelt dat hij tot 2008 in Nigeria heeft gewoond en van 2008 tot 2013 in Oekraïne heeft gewoond en gestudeerd. Hij is toen teruggekeerd naar Nigeria voor vijf jaar en in 2018 weer naar Oekraïne gegaan. Daar is hij gebleven tot 2022. Vanuit Oekraïne is eiser vervolgens naar Nederland gereisd.
2.1.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij Nigeria heeft verlaten omdat in 2018 zijn familie thuis is aangevallen door Boko Haram. Zijn familie is aangevallen omdat eiser hoogopgeleid is en Boko Haram tegen westers onderwijs is. Eiser was zelf niet thuis, maar zijn familie wel. Boko Haram heeft een uur lang geprobeerd het huis binnen te komen maar eisers familieleden hebben de deur niet opengedaan. Eiser is gewaarschuwd door zijn vader, die zei dat hij moest vluchten, omdat Boko Haram zei dat zij terug zouden komen. Eiser is daarom naar Oekraïne teruggegaan om nog een opleiding te doen. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser voor ontvoering, marteling en doding door Boko Haram.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Bezoek door Boko Haram.
3.1.
Het eerste element vindt verweerder geloofwaardig. Het tweede element wordt niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bezoek van Boko Haram was. Zijn verklaringen hierover zijn zeer summier en vaag, berusten op aannames en zijn niet nader onderbouwd met objectief verifieerbare bronnen. Ook heeft eiser niet logisch verklaard over de gestelde poging tot inbraak en hiermee deze gebeurtenis niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij is gevlucht voor Boko Haram na de aanval op het huis, omdat hij gedurende de twee maanden tussen de aanval en zijn uitreis naar Oekraïne heeft verbleven in steden waar Boko Haram actief is. Dit terwijl eiser zegt dat hij vreesde te worden opgepakt en ontvoerd door Boko Haram. Eiser wordt niet gevolgd in de stelling dat hij niet zo zeer bang is om een enkele keer te worden gezien door Boko Haram, maar vreest voor de lange termijn en infiltranten. De asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder het bezoek van Boko Haram aan het ouderlijk huis van eiser niet aannemelijk kunnen vinden?
5. Eiser voert aan dat aangenomen mag worden dat de mannen in de Hilux jeeps van Boko Haram waren en dat men op zoek was naar eiser en niet naar iemand anders. Eiser vindt dat dit niet op een aanname berust. Verder weerspreekt verweerder niet dat de naam Boko Haram veelal wordt uitgelegd en vertaald zoals eiser dat heeft gedaan, ook al klopt deze vertaling misschien niet. Ook stelt verweerder dat er geen nieuwe feiten zijn aangevoerd en dat het daarom niet zeker is dat het bezoek van Boko Haram was, maar hiermee heeft verweerder een onjuiste maatstaf aangehouden voor de beoordeling van het relaas. Het is namelijk geen voorwaarde dat eiser zijn relaas onderbouwt met objectief verifieerbaar bewijs. Hij dient zijn relaas alleen aannemelijk te maken. Voor eiser staat vast dat het bezoek van Boko Haram was.
5.1.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de gegeven vertaling van Boko Haram door eiser niet relevant is voor de aannemelijkheid dat Boko Haram specifiek naar eiser op zoek was. Wat hier ook van zij, het doet er niet aan af dat verweerder met de overige tegenwerpingen heeft kunnen vinden dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn westerse scholing werd gezocht door Boko Haram. Verweerder heeft kunnen vinden dat eisers relaas berust op niet onderbouwde aannames en vermoedens. Eiser heeft verklaard dat de mannen niet hebben gezegd dat ze van Boko Haram waren en ze hebben niet naar hem gevraagd. Verweerder heeft het niet logisch kunnen vinden dat eiser geen navraag heeft gedaan bij zijn familie over de huiszoeking door Boko Haram en waarom ze naar hem op zoek waren. Verder heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser volgens zijn vader het land moest ontvluchten ondanks het feit dat Boko Haram niet meer was langs geweest. Eiser is vervolgens legaal uitgereisd. Ten slotte heeft eiser geen onderbouwing gegeven waarom Boko Haram op de hoogte zou zijn van eisers westerse scholing en is er naast eisers eigen verklaringen geen onderbouwing gegeven dat ze hem persoonlijk zochten. Eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat Boko Haram naar hem op zoek was en verweerder heeft het daarom niet aannemelijk kunnen vinden dat het bezoek van Boko Haram aan het ouderlijk huis van eiser heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is verweerder voldoende ingegaan op de zienswijze in het bestreden besluit?
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende is ingegaan op wat in de zienswijze door eiser naar voren is gebracht. Verweerder heeft, door te stellen dat eisers stellingen over de inbraak op aannames berusten, dat eiser geen nieuwe feiten aan het licht heeft gebracht en dat de overweging in het voornemen standhoudt, eisers tegenwerpingen tegen het voornemen geenszins weerlegd. Het besluit is niet voorzien van een draagkrachtige motivering.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat verweerder onvoldoende is ingegaan op wat is aangevoerd in de zienswijze. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op alle aspecten die in de zienswijze naar voren zijn gebracht. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).