ECLI:NL:RBDHA:2024:17852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsbanden en afhankelijkheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, een Iraanse man geboren in 1959, heeft een aanvraag ingediend om bij zijn meerderjarige zoon, referent, in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat er geen sprake was van beschermenswaardig familieleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juli 2024, waarbij de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een hechte emotionele band die hen in staat zou stellen om zelfstandig te functioneren. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de medische omstandigheden van eiser en referent onvoldoende zijn aangetoond om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie te concluderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.