ECLI:NL:RBDHA:2024:17852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL23.38343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsbanden en afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, een Iraanse man geboren in 1959, heeft een aanvraag ingediend om bij zijn meerderjarige zoon, referent, in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat er geen sprake was van beschermenswaardig familieleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juli 2024, waarbij de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een hechte emotionele band die hen in staat zou stellen om zelfstandig te functioneren. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de medische omstandigheden van eiser en referent onvoldoende zijn aangetoond om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie te concluderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. Y.M. van der Lei).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking “verblijf bij familie- of gezinslid”.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 maart 2021 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 21 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent dhr. [naam] , de gemachtigden van eiser en verweerder en dhr. B. Riasaty als tolk.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser is geboren op [datum 1] 1959 en heeft de Iraanse nationaliteit. Zijn zoon is [naam] (referent), geboren op [datum 2] 1995. Referent heeft een mvv-nareis aangevraagd om zich bij zijn moeder in Nederland te voegen en deze gekregen toen hij vierentwintig jaar oud was. Referent beschikt sinds 4 november 2019 over een verblijfsvergunning asiel. Op 11 februari 2020 heeft referent om afgifte van een mvv verzocht voor eiser in het kader van verblijf bij een familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM [1] .
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de aanvraag van een mvv voor het doel "verblijf als familie- of gezinslid" afgewezen omdat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Referent valt namelijk niet onder het jongvolwassenenbeleid. Ook zijn de medische omstandigheden van referent en eiser onvoldoende aangetoond om op grond daarvan te concluderen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
5. Eiser betwist niet meer dat hij niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, maar vindt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn meerderjarige zoon.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid?
7. Referent voert aan dat weldegelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, gezien de medische omstandigheden van eiser en de emotionele steun die zij elkaar bieden. Het verslag van de hoorzitting toont een sterke emotionele band tussen eiser en referent. Referent beschrijft een diep gevoel van leegte en stress door de afwezigheid van zijn vader, met wie hij van kinds af aan sterk verbonden is. Dit wordt verder benadrukt door hun dagelijkse emotionele gesprekken waar beiden vaak huilen en herinneringen ophalen. Referent gelooft dat eisers aanwezigheid zou helpen bij het overwinnen van zijn verslaving en eenzaamheid, wat wijst op een sterke afhankelijkheid en emotionele steun van zijn vader. Dit is onvoldoende meegewogen in het besluit.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiser en referent. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de emotionele binding tussen hem en referent zodanig hecht is dat zij door de scheiding van elkaar en het gemis van elkaar niet in staat zijn om zelfstandig te functioneren. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat uit de verklaring van Zenzizorg over de sociale problematiek en psychosomatische klachten van referent niet blijkt dat eiser niet zelfstandig kan functioneren. Ook uit het medische stuk uit Iran over de medische situatie van eiser blijkt niet dat hij intensieve zorg nodig heeft en exclusief afhankelijk is van de zorg van referent. Hierbij heeft verweerder ook kunnen meewegen dat referent ervoor heeft gekozen om in Nederland bij zijn moeder te gaan wonen toen hij vierentwintig jaar oud was, dat hij sinds juni 2020 zelfstandig woont en dat hij in het aanvraagformulier heeft aangegeven dat hij wil dat eiser apart van hem gaat wonen als eiser naar Nederland komt. Verder is ook de gestelde financiële afhankelijkheid van eiser van referent niet onderbouwd met stukken. Deze beroepsgrond slaagt niet. Aan het maken van een belangenafweging wordt daarom niet meer toegekomen, zoals eiser ook heeft erkend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft.
9. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden.