ECLI:NL:RBDHA:2024:17881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.34764
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake verblijfsvergunning voor familie/gezin

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel familie/gezin. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 5 oktober 2022 een aanvraag ingediend, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 19 juni 2023 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft verweerder op 17 juli 2024 in gebreke gesteld en op 4 september 2024 het beroep ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken na de uitspraak een besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en moet het griffierecht van € 187 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34764

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel familie/gezin.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Het bezwaarschrift is gericht tegen het primaire besluit van verweerder van 5 oktober 2022. Verweerder moet op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen negentien weken beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 5 oktober 2022 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. Verweerder heeft op 5 november 2022 aan eiseres verzocht om een verzuim te herstellen. Het verzuim is door eiseres hersteld op 17 november 2022, waardoor de beslistermijn op grond van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb is opgeschort van 6 november 2022 tot 17 november 2022. Daarnaast heeft verweerder eiseres op 25 januari 2023 verzocht om een verzuim te herstellen, waarvoor een termijn van veertien dagen is verleend aan eiseres. Wederom is aan eiseres de mogelijkheid een verzuim te herstellen op 13 mei 2024, waarvoor een termijn van vier weken is verleend. Daarnaast heeft verweerder eiser op 5 november 2022 bericht dat hij op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb gebruik maakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met zes weken te verdagen.
3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 19 juni 2023 had moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 17 juli 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 4 september 2024 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank neemt aan dat het dossier compleet is, omdat het beroep ziet op het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Het dossier bevat bovendien geen aanknopingspunten dat verweerder nog nader onderzoek moet verrichten. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen een termijn van twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak moet beslissen op het bezwaar.
6. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
7. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar bekend te maken;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.