ECLI:NL:RBDHA:2024:17912
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvragen door prematuur ingediende ingebrekestelling
Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, en de minister van Asiel en Migratie. De eisers hadden op 24 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 19 juli 2023 waren ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 19 januari 2024, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 was deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 19 oktober 2024 viel. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van 8 april 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor verklaarde de rechtbank de beroepen van eisers tegen het uitblijven van besluiten op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.