ECLI:NL:RBDHA:2024:17983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.41697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en rechtsgeldigheid van digitale handtekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Moldavische eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 30 oktober 2024 behandeld in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor het verkrijgen van gegevens die essentieel zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van de digitale handtekening van de maatregel, maar de rechtbank concludeerde dat deze handtekening geldig was. Eiser heeft verschillende zware en lichte gronden betwist, maar de rechtbank oordeelde dat de zware gronden, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, feitelijk juist waren. De rechtbank heeft geen onregelmatigheden vastgesteld in de toepassing van de maatregel van bewaring.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41697

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Moldavische nationaliteit te bezitten.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Digitale handtekening
3. Eiser voert aan dat de digitale handtekening van de maatregel van bewaring niet kan worden geverifieerd en dat om die reden geen sprake is van een rechtsgeldige maatregel.
4. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of de maatregel van bewaring is voorzien van een rechtsgeldige digitale handtekening en heeft vastgesteld dat dit het geval is. De maatregel is om 15:56 uur ondertekend. Er is sprake van een gedagtekende en ondertekende maatregel die voldoet aan de daaraan gestelde vereisten. [3]
Gronden van de maatregel
5. Eiser heeft de zware gronden 3b, 3e en 3i betwist. Verweerder heeft de grond 3e ter zitting laten vallen en de overige zware en lichte gronden gehandhaafd. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond 3b feitelijk juist is nu eiser op 13 december 2019 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser betwist deze MOB-melding ook niet. Ook de zware grond 3c is feitelijk juist. Eiser heeft op 31 januari 2020 een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd gekregen, deze zijn gehandhaafd in de beschikking van 30 april 2024, omdat eiser niet met documenten heeft aangetoond dat hij is teruggekeerd naar Moldavië. Verder zijn de lichte gronden 4c en 4d feitelijk juist omdat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Deze lichte gronden worden door eiser ook niet betwist. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat eiser zich hierdoor aan het toezicht onttrekt. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
Ambtshalve toets
6. De rechtbank overweegt dat zij ook ambtshalve oordelend, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
Conclusie
7.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Zie artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.