ECLI:NL:RBDHA:2024:17984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.41692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en rechtsgeldigheid van digitale handtekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Poolse nationaliteitdrager, had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 oktober 2024, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd. Tijdens de zitting op 30 oktober 2024 in Breda, werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G. Cambier, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de digitale handtekening van de maatregel rechtsgeldig was en dat de gronden voor de maatregel, zowel zwaar als licht, feitelijk juist waren. Eiser had niet betwist dat hij geen rechtmatig verblijf had en dat hij zich niet aan de verplichtingen had gehouden. De rechtbank concludeerde dat er geen onregelmatigheden waren bij de toepassing van de maatregel en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1979 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Digitale handtekening
3. Eiser voert aan dat de digitale handtekening van de maatregel van bewaring niet kan worden geverifieerd en dat om die reden geen sprake is van een rechtsgeldige maatregel.
4. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of de maatregel van bewaring is voorzien van een rechtsgeldige digitale handtekening en heeft vastgesteld dat dit het geval is. Er is sprake van een gedagtekende en ondertekende maatregel die voldoet aan de daaraan gestelde vereisten. [3]
Gronden van de maatregel
5. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist.
6. De rechtbank stelt vast dat de zware grond 3c feitelijk juist is. Op 22 april 2022 is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft. Eiser heeft zijn verblijf niet daadwerkelijk en effectief beëindigd. Dit besluit is daarom nog steeds van kracht. Zware grond 3i is ook feitelijk juist. Eiser heeft in het verleden en in het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling meegedeeld dat hij niet terug naar Polen wil. Verder zijn de lichte gronden 4c en 4d feitelijk juist omdat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Deze lichte gronden worden door eiser ook niet betwist. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat eiser zich hierdoor aan het toezicht onttrekt. Deze zware en lichte gronden kunnen, in samenhang bezien en gelet op de gegeven toelichting, de maatregel van bewaring dragen.

Ambtshalve toets

7. De rechtbank overweegt dat zij ook ambtshalve oordelend, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
Conclusie
8
.Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Zie artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.