ECLI:NL:RBDHA:2024:18016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
C/09/632615 / FA RK 22-4727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor waardering aandelen in het kader van echtscheiding met nevenvoorzieningen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 april 2024, is een deskundige benoemd om de waarde van de aandelen in verschillende vennootschappen te bepalen in het kader van een echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man, wonende in Frankrijk, en de vrouw, wonende in Groot-Brittannië, zijn betrokken in een procedure die is gestart met een verzoek tot echtscheiding op 14 juli 2022. De rechtbank heeft eerder op 25 juli 2023 de echtscheiding uitgesproken en heeft bepalingen gedaan over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waaronder de verplichting voor de man om jaarstukken van zijn vennootschappen in te dienen. De vrouw heeft betwist dat de man de definitieve jaarstukken heeft overgelegd en heeft haar verzoek tot toedeling van aandelen in de vennootschappen gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet alle vereiste stukken heeft ingediend en heeft de deskundige J.B.M. van Hoeven benoemd om de waarde van de aandelen te bepalen per peildatum 1 april 2024. De rechtbank heeft ook beslist dat de man het voorschot voor de deskundige moet betalen, gezien zijn financiële situatie en verantwoordelijkheden. De beschikking houdt iedere verdere beslissing aan tot 1 september 2024, inclusief de kosten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-4727 (echtscheiding) en FA RK 23-920 (huwelijksvermogen)
Zaaknummer: C/09/632615 (echtscheiding) en C/09/642443 (huwelijksvermogen)
Datum beschikking: 26 april 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 14 juli 2022 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] , Frankrijk,
advocaat: mr. S. Smeets te Venlo.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in Groot-Brittannië,
advocaat: voorheen mr. L. Berghuis-Knijff, vervolgens mr. S.C.A. Thijssen te Utrecht en nu mr. C.G.A. van Stratum.

Procedure

Bij beschikking van 25 juli 2023 van deze rechtbank is onder meer:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap bepaald dat de man uiterlijk 1 oktober 2023 de jaarstukken van [bedrijfsnaam 1] ., [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V. van 2020, 2021 en 2022 in het geding dient te brengen, onderbouwd met stukken waaruit blijkt of [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V. apart moeten worden gewaardeerd, en dat de vrouw uiterlijk op 28 oktober 2023 zich zal uitlaten over de door de man in het geding gebrachte stukken. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de aandelen, het indienen van stukken en de kosten van de deskundige aangehouden tot 1 november 2023 pro forma.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 29 september 2023 met bijlagen, van de man;
  • de brief van 29 september 2023 met bijlagen, van de man;
  • de brief van 26 oktober 2023 van de vrouw.
Bij beschikking van 28 november 2023 van deze rechtbank is bepaald:
- dat de man uiterlijk 15 december 2023 alle stukken als vermeld in de beschikking van 25 juli 2023 in het geding dient te brengen;
- dat de vrouw vóór 15 januari 2024 schriftelijk op de door de man over te leggen stukken mag reageren.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken waaronder nu:
  • de brief van 5 december 2023 met bijlagen, van de man;
  • de brief van 5 december 2023 met bijlagen, van de man;
  • de brief van 12 januari 2024 met bijlagen, van de vrouw;
  • de brief van 25 maart 2024 met bijlagen, van de man.
De vrouw heeft haar verzoek ten aanzien van de aandelen in [bedrijfsnaam 2] B.V. als volgt gewijzigd:
- de aandelen in [bedrijfsnaam 2] B.V. voor een bedrag van € 100.000,- aan de man toe te delen onder betaling van de helft van dit bedrag aan de vrouw.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Jaarstukken: concept of definitief vastgesteld?
Bij beschikking van 25 juli 2023 van deze rechtbank is in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap met het oog op de waardering van de aandelen bepaald dat de man de jaarstukken van 2020, 2021 en 2022 in het geding dient te brengen van:
  • [bedrijfsnaam 1] .;
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.;
  • [bedrijfsnaam 3] B.V.
Uit de tussenbeschikking van 28 november 2023 blijkt dat de man weliswaar in zijn brief aan de rechtbank van 29 september 2023 heeft vermeld dat hij daarbij de jaarstukken als producties 21 tot en met 25 indiende, maar dat de rechtbank deze producties op genoemde beschikkingsdatum niet had ontvangen. De rechtbank heeft deze producties 21 tot en met 25 pas bij één van de twee allebei op 5 december 2023 gedateerde brieven van de man ontvangen. Deze producties betreffen stukken van genoemde vennootschappen. Volgens de vrouw heeft de man uitsluitend van [bedrijfsnaam 3] B.V. de vastgestelde jaarrekening over 2021 overgelegd en zijn alle overige door de man overgelegde stukken van de genoemde vennootschappen niet de definitief vastgestelde jaarstukken, maar concept jaarrekeningen en concept jaarcijfers.
De man stelt dat het de definitieve jaarstukken zijn, maar de vrouw heeft dat gemotiveerd betwist. De vrouw onderbouwt haar standpunt als volgt.
De vrouw heeft de producties van de man behorend bij de brief van 29 september 2023 aan de rechtbank in tegenstelling tot de rechtbank wel ontvangen. De vrouw constateert verschillen tussen de producties die de man bij de brieven van 29 september 2023 en 5 december 2023 heeft gevoegd. De vrouw heeft onderbouwd met stukken laten zien dat in de producties bij de brief van 29 september 2023 duidelijk zichtbaar is dat het om concept jaarrekeningen gaat, omdat het woord “draft” schuin over de pagina’s staat vermeld. In de producties gevoegd bij de ene brief van 5 december 2023 van de man daarentegen is het woord “draft” niet meer goed zichtbaar, maar nog wel voor een klein deel, zodat het lijkt alsof de man het woord “draft” heeft weggelakt om het te doen voorkomen dat dit de definitieve jaarstukken zijn.
De vrouw is van mening dat op basis van de door de man overgelegde conceptstukken geen juiste waardering van de aandelen kan plaatsvinden en dat het lijkt alsof de man iets te verbergen heeft door na te laten de definitieve jaarstukken in te dienen. Nu de man, hoewel hij ruimschoots daartoe in de gelegenheid is gesteld, nagelaten heeft om de definitieve jaarstukken in te dienen, is de vrouw van mening dat de rechtbank daaruit de conclusies moet trekken die zij geraden acht en dat er geen deskundigenonderzoek naar de waarde van de aandelen kan plaatsvinden. De vrouw handhaaft daarom haar verzoek om de aandelen in [bedrijfsnaam 1] . voor een waarde van € 4.973.249,62 aan de man toe te delen onder betaling van de helft van dit bedrag aan de vrouw. De vrouw wijzigt haar verzoek ten aanzien van de aandelen in [bedrijfsnaam 2] B.V. als volgt:
- de aandelen in [bedrijfsnaam 2] B.V. voor een bedrag van € 100.000,- aan de
man toe te delen onder betaling van de helft van dit bedrag aan de vrouw.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt op basis van het aanvullend productieoverzicht van de man van 5 december 2023 vast dat de man zich ervan bewust was dat hij de concept jaarrekeningen en niet de definitieve jaarrekeningen over 2022 heeft overgelegd van [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V. De rechtbank heeft de man bij brief van 14 maart 2024 in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van de vrouw dat de man uitsluitend van [bedrijfsnaam 3] B.V. de vastgestelde jaarrekening over 2021 heeft overgelegd en alle overige door de man overgelegde stukken van de genoemde vennootschappen niet de definitief vastgestelde jaarstukken, maar concept jaarrekeningen en concept jaarcijfers zijn. De man heeft genoemde stelling van de vrouw bij brief van 25 maart 2024 erkend en als reden opgegeven dat hij van accountant is gewisseld. De man heeft bij diezelfde brief alsnog de volgende stukken in het geding gebracht:
  • [bedrijfsnaam 1] .: definitieve jaarstukken 2020, 2021 en 2022;
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.: jaarrekening 2021 slechts bestaande uit de balans en
jaarstukken 2022 bestaande uit het accountantsverslag en de jaarrekening;
- [bedrijfsnaam 3] B.V.: definitieve jaarstukken 2021 en 2022,
elk jaar bestaande uit het accountantsverslag en de jaarrekening;
Jaar 2020
De rechtbank stelt vast dat de man heeft nagelaten om de volgende stukken in te dienen:
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.: definitieve jaarstukken 2020;
  • [bedrijfsnaam 3] B.V.: definitieve jaarstukken 2020.
De man heeft geen verklaring gegeven waarom hij van beide laatstgenoemde vennootschappen geen definitieve jaarstukken over 2020 in het geding brengt. De man vermeldt alleen dat van beide laatstgenoemde vennootschappen geen volledige jaarcijfers over 2020 zijn opgemaakt, dat uitsluitend de eerder bij de rechtbank ingediende balans en de winst- en verliesrekening over 2020 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd en dat er over 2020 geen jaarstukken zullen volgen.
De rechtbank constateert dat de cijfers over 2020 van [bedrijfsnaam 3] B.V. afgeleid kunnen worden uit de definitieve jaarrekening 2021 van deze vennootschap, omdat daarin ook de cijfers over 2020 staan vermeld.
Jaar 2021
De rechtbank constateert dat de jaarrekening 2021 [bedrijfsnaam 2] B.V. slechts bestaat uit de balans, maar dat de cijfers over 2021 van [bedrijfsnaam 2] B.V. afgeleid kunnen worden uit de definitieve jaarrekening 2022 van deze vennootschap omdat daarin ook de cijfers over 2021 staan vermeld.
De rechtbank concludeert dat de man bijna alle jaarstukken zoals bepaald in beschikking van 25 juli 2023 heeft ingediend. De rechtbank gaat ervan uit dat de te benoemen deskundige de voor de waardering van de aandelen eventueel aanvullend noodzakelijke geachte stukken en informatie bij partijen zal opvragen.
Peildatum waardering aandelen
Als peildatum voor de waardering van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen geldt in beginsel de datum van verdeling. Omdat dit een onbekende datum in de toekomst is, bepaalt de rechtbank om praktische redenen dat de aandelen gewaardeerd moeten worden tegen de peildatum 1 april 2024.
Persoon van de te benoemen deskundige
De rechtbank stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de door de rechtbank te benoemen deskundige die de waarde van de aandelen zal vaststellen, te weten J.B.M. van Hoeven van Farijs Management & Advies te Rumpt (hierna Van Hoeven). Van Hoeven heeft op verzoek van de rechtbank een kostenbegroting opgesteld. Uit de aan deze beschikking gehechte e-mail van 6 april 2024 van Van Hoeven volgt dat het honorarium voor zijn werkzaamheden € 195,- per uur exclusief 21% omzetbelasting en inclusief zijn kantoorkosten bedraagt. De omvang van het door hem in rekening te brengen voorschot heeft Van Hoeven op basis van tachtig te besteden uren vastgesteld op € 19.000,- inclusief omzetbelasting (€ 15.6600,- exclusief omzetbelasting). De rechtbank zal Van Hoeven als deskundige benoemen. Partijen zijn gehouden te voldoen aan de verzoeken van de deskundige waaronder zijn verzoek aan partijen om voor aanvang van zijn werkzaamheden aan hem te bevestigen dat zij instemmen met het als bijlage bij de mail van 6 april 2024 gevoegde artikel 9 van zijn algemene leveringsvoorwaarden waarin de beperking van zijn aansprakelijkheid is beschreven.
Vragen aan de deskundige
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens dat de vennootschappen [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V zelfstandige entiteiten zijn en dat de aandelen van deze vennootschappen daarom apart moeten worden gewaardeerd. Daarom zal de te benoemde deskundige opdracht worden gegeven om de waarde van de aandelen in de volgende vennootschappen vast te stellen:
  • [bedrijfsnaam 1] .;
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.;
  • [bedrijfsnaam 3] B.V.
De man en de vrouw hebben de gelegenheid gekregen om te reageren op de door de rechtbank voorgestelde aan de deskundige te stellen vragen. Zowel de man als de vrouw hebben suggesties gedaan tot aanvullingen op deze vragen. De rechtbank zal hierna ingaan op de suggestie die niet zal worden overgenomen. De overige suggesties zullen wel worden overgenomen.
De vraag die de man aan de deskundige wil stellen in welke mate de vennootschappen verhaal bieden voor de vorderingen die de heer [naam] heeft op een of meerdere vennootschappen, valt buiten het bestek van deze procedure en zal daarom niet worden voorgelegd aan de deskundige.
De rechtbank zal de te benoemen deskundige opdracht geven de vragen zoals hierna vermeld, te beantwoorden.
1. Wat is per peildatum 1 april 2024 de reële waarde in het economisch verkeer van de aandelen in de volgende vennootschappen, (inclusief eventueel daarvan deel uitmakende deelneming(en)):
  • [bedrijfsnaam 1] .;
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.;
  • [bedrijfsnaam 3] B.V.
2. Zijn de deskundige tijdens het onderzoek nog andere zaken gebleken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling?
Voorschot deskundige
De rechtbank heeft de man en de vrouw verzocht zich uit te laten over de betaling van het voorschot van de deskundige. De man stelt zich op het standpunt dat het ieder de helft van het voorschot van de deskundige moet betalen, omdat partijen in identieke financiële situaties verkeren en er daarom geen reden is om onderscheid tussen partijen te maken. De vrouw is van mening dat de man de kosten van de deskundige voor zijn rekening moet nemen althans dat hij deze kosten moet voorschieten en dat de vrouw op een later moment de helft van deze kosten aan de man zal vergoeden. De man werkt volgens de vrouw niet mee aan de uitvoering van de echtscheidingsbeschikking als gevolg waarvan het vermogen niet door verkoop aan een derde liquide kan worden gemaakt. Daardoor beschikt de vrouw niet over vermogen. Omdat de vrouw geen inkomen heeft en geen geld kan lenen, verkeert zij in de onmogelijkheid om mee te betalen aan de kosten van de deskundige. De man is volgens de vrouw wel financieel in staat de kosten van de deskundige te betalen althans voor te schieten, omdat hij tegen betaling werkzaamheden verricht, in staat is om gelden vrij te maken uit zijn vennootschappen en dit bovendien in redelijkheid van de man kan worden verlangd, zeker omdat de man bewust niet wil meewerken aan de uitvoering van de wijze van verdeling zoals in de echtscheidingsbeschikking is vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de man de meest gerede partij is om gelden vrij te maken ten behoeve van de betaling van het voorschot van de deskundige. Hij is immers degene die tijdens het samenzijn van partijen verantwoordelijk was voor de financiën en het inkomen. Ook is hij nog zakelijk actief zodat in het kader van zijn vennootschappen. De vrouw heeft weinig tot geen actieve bronnen van inkomen. Daarom bepaalt de rechtbank dat de man het voorschot van Van Hoeven moet betalen. De rechtbank zal in de eindbeschikking een definitieve beslissing zal nemen over de betaling van de kosten van de deskundige.

Beslissing

De rechtbank:
*
beveelt een onderzoek door na te noemen deskundige, waarbij een oordeel gevraagd wordt over het volgende:
1. Wat is per peildatum 1 april 2024 de reële waarde in het economisch verkeer van de aandelen in de volgende vennootschappen, (inclusief eventueel daarvan deel uitmakende deelneming(en)):
  • [bedrijfsnaam 1] .;
  • [bedrijfsnaam 2] B.V.;
  • [bedrijfsnaam 3] B.V.
2. Zijn de deskundige tijdens het onderzoek nog andere zaken gebleken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling?
* 1 121 Rv Behalve m.b.t. het bloedonderzoek –daarover staat al een en ander vast- worden ter terechtzitting aan partijen 3 vragen gesteld: Voorstellen te doen over aantal en persoon van de te benoemen deskundige [n], en opmerkingen te maken cq voorstellen te doen over de te formuleren vragen.
benoemt als deskundige J.B.M. van Hoeven van Farijs Management & Advies, kantoorhoudende te Rumpt;
bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. De deskundige zal hiervan, alsmede van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken en van zijn eventuele reactie daarop, in zijn schriftelijk bericht doen blijken. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, zal deze partij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken; 2 223 lid 5 Rv
bepaalt dat de advocaat van de man 3 Ieder der partijen of één partij? Uit overleg rechter & secretaris. binnen drie weken na deze beschikking4 Is door de rechtbank gesteld termijn. aan genoemde deskundige een afschrift van alle in deze beschikking genoemde jaarstukken zal toesturen 5 Beleid.;
*
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen nadat de man6 182 lid 2 Rv. In. beginsel verzoekende partij, maar rechter kan anders bepalen. een voorschot ter grootte van € 15.600,-7 Bij behandeling ter terechtzitting: -aan partijen voorleggen dat deskundige het onderzoek pas aanvangt na storting door (een/ieder der) partijen -in de beschikking aan te wijzen- van een voorschot –met partijen het maximum voorscht bespreken. Na de zitting neemt de gerechtsecretaris telefonisch contact op met de deskundige om te vragen of de deskundige bereid id het onderzoek te verrichten en wat de begrote kosten zijn. Indien het kosten met partijen besproken maximum overschrijden moet nader (telefonisch) overleg met partijen plaatsvinden., te vermeerderen met het geldende BTW-tarief aan omzetbelasting van 21%, heeft gedeponeerd – zulks als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek – en de griffier de deskundige van de ontvangst daarvan op de hoogte heeft gesteld;
ter voldoening van het genoemde voorschot zal de man een factuur ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR). De man dient het factuurbedrag binnen drie weken na ontvangst van deze factuur te voldoen;
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan het hiervoor bepaalde voorschot. Beide partijen dienen zich uit te laten over de hoogte van het door de deskundige verzochte nadere voorschot, waarna ter zake een beschikking zal volgen;
bepaalt dat indien het voorschot niet tijdig wordt voldaan, de wederpartij van degene die het voorschot niet betaalt na sommatie van de niet betalende partij de rechtbank kan verzoeken een beschikking te geven;
bepaalt dat de deskundige zijn schriftelijk, gemotiveerd10 224 lid 1 Rv. en ondertekend11 223 lid 3 RV. rapport, vergezeld van zijn declaratie, zal zenden naar de griffier van deze rechtbank, team Familie,
Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, uiterlijk vier maanden na ontvangst van het voorschot; 12 223 lid 3 Rv.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zendt; 13 221 Rv.
*
houdt iedere verdere beslissing - ook ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek - aan tot
1 september 2024 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, mr. C. de Jong-Kwestro en mr. E.D.A. Geleijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 26 april 2024.