ECLI:NL:RBDHA:2024:18052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van visumaanvragen voor familiebezoek door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, een Pakistaans gezin, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf met als verblijfsdoel familiebezoek. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvragen op 29 augustus 2023 afgewezen, en het bezwaar van eisers is bij het besluit van 18 juni 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting in bezwaar, omdat eisers nieuwe feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die niet eerder in de besluitvorming zijn betrokken. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eisers in de gelegenheid moeten worden gesteld om ontbrekende informatie aan te vullen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister een dwangsom van € 1.442 verschuldigd is, omdat de wettelijke beslistermijn is overschreden. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.750, en bepaalt dat het door eisers betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.