ECLI:NL:RBDHA:2024:18117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een visumaanvraag voor een Pakistaans gezin en de gevolgen van het niet horen in bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Pakistaans gezin tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf met als verblijfsdoel familiebezoek. De minister van Buitenlandse Zaken had deze aanvragen op 23 augustus 2023 afgewezen, en het bezwaar van de eisers werd bij het besluit van 18 juni 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting in bezwaar, omdat eisers nieuwe feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die niet eerder in de besluitvorming zijn betrokken. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eisers in de gelegenheid moeten worden gesteld om ontbrekende informatie aan te vullen.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 1.442 verschuldigd is, omdat de wettelijke beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt de proceskosten voor de eisers vast op € 1.750 en bepaalt dat de minister het door eisers betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.