ECLI:NL:RBDHA:2024:18118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van visumaanvragen door de minister van Buitenlandse Zaken voor een Pakistaans gezin
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Pakistaans gezin tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf met als verblijfsdoel familiebezoek. De aanvragen werden door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 29 augustus 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij besluit van 18 juni 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting in bezwaar, omdat eisers nieuwe feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die niet eerder in de besluitvorming zijn betrokken. Dit gebrek in de procedure leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eisers in de gelegenheid moeten worden gesteld om ontbrekende informatie aan te vullen en vragen te beantwoorden. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.442 en de proceskosten van € 1.750 aan de eisers, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.