RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. M. Verzijden).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 19 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 26 september 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is aan eiser opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
1.1.De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij behoort tot de (Rif-)Berber-bevolkingsgroep. In 2011 is eiser opgepakt tijdens de onlusten rondom de 20 Februari Beweging. Sinds de oprichting in oktober 2016 is eiser betrokken bij de Hirak-beweging en vanwege zijn activiteiten staat hij in de negatieve aandacht van de Marokkaanse autoriteiten. Eiser stelt vanwege zijn afkomst (Rif-Berber) te worden achtergesteld en te worden geïntimideerd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
De achterstelling en intimidatie vanwege eisers Berber-afkomst;
Eisers problemen vanwege zijn politieke overtuiging en betrokkenheid bij de Hirak-beweging.
5.1.De minister heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, evenals de achterstelling en intimidatie vanwege eisers Berber-afkomst. Ook heeft de minister geloofwaardig geacht dat eiser in Marokko en Nederland heeft gedemonstreerd en actief is voor de Hirak-beweging. Deze aspecten leiden alleen bij terugkeer naar Marokko niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
5.2.Eisers problemen vanwege zijn politieke overtuiging en betrokkenheid bij de Hirak-beweging in Marokko heeft de minister niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft de minister overwogen dat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. De minister heeft daarom verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister voldoet eiser niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Heeft de minister eisers gestelde problemen vanwege zijn politieke overtuiging en betrokkenheid bij de Hirak-beweging ongeloofwaardig kunnen vinden?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen het eens zijn dat eiser behoort tot de groep Hirak Rif-activisten, een groep vreemdelingen voor wie niet het algemeen rechtsvermoeden geldt dat Marokko een veilig land van herkomst is.Eisers verklaringen over zijn politieke overtuiging en zijn betrokkenheid bij de Hirak-beweging zijn door de minister geloofwaardig bevonden. Maar de problemen die eiser in Marokko heeft ondervonden zijn door de minister niet geloofwaardig geacht. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
Betrokkenheid en activiteiten niet met documenten onderbouwd
7. De rechtbank volgt eiser dat van zijn echtgenote niet gevraagd worden om bij de Marokkaanse autoriteiten (kopieën van) documenten op te vragen. Eiser heeft terecht opgemerkt dat van zijn echtgenote niet kan worden verlangd dat zij zichzelf in de negatieve aandacht van die autoriteiten plaatst. Maar de rechtbank is van oordeel dat de minister aan eiser wel heeft kunnen tegenwerpen dat de oproepen van de politie de kern van zijn asielrelaas raken, en dat daarom van eiser mag worden verwacht dat hij hier zelf kopieën van had gemaakt en/of de originelen zou hebben achtergelaten om deze na aankomst in Nederland op te laten sturen. De minister heeft daarbij in het nadeel van eiser kunnen laten wegen dat hij nog geruime tijd in Marokko heeft verbleven na de gestelde problemen, zodat eiser ook ruimschoots de tijd had om kopieën te maken. Eisers stelling dat hij niet kon bevroeden dat de documenten tijdens zijn reis verloren zouden gaan, dat hij er niet bij heeft nagedacht en dat het achteraf makkelijk is gezegd dat het beter was geweest om ook kopieën te maken, maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat zijn verklaringen over de problemen vanwege zijn politieke overtuiging en de betrokkenheid bij de Hirak-beweging geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister heeft daaraan het volgende ten grondslag mogen leggen.
8.1.De rechtbank vindt dat de minister heeft mogen tegenwerpen dat het bevreemdt dat eiser pas tweeënhalf jaar na zijn activiteiten voor de Hirak-beweging door de autoriteiten zou worden gezocht. De rechtbank stelt vast dat het tijdsverloop niet door eiser is betwist. Eiser heeft een aantal mogelijke verklaringen gegeven waarom het zo lang heeft geduurd voordat eiser door de politie werd gezocht. Zo stelt eiser dat hij in die periode niet in zijn ouderlijk huis verbleef en de opsporing werd gedaan door een politie-eenheid die afkomstig was van buiten eisers woonplaats. De minister heeft eisers verklaringen hierover onvoldoende mogen vinden, omdat deze verklaringen niet nader zijn onderbouwd. Bovendien neemt dit niet weg dat het bevreemdt dat de Marokkaanse autoriteiten pas na tweeënhalf jaar op zoek zijn gegaan naar eiser vanwege zijn activiteiten voor de Hirak-beweging.
8.2.De minister heeft ook aan eiser mogen tegenworpen dat het ongerijmd is dat de autoriteiten aan eiser en zijn echtgenote een huwelijksakte hebben verstrekt, terwijl eiser stelt door deze autoriteiten te worden gezocht. De minister heeft de stelling van eiser dat de burgerlijke stand niets van doen zou hebben met de politie of het controleren of iemand in de negatieve aandacht staat, niet hoeven volgen. Eiser heeft deze stelling namelijk niet nader onderbouwd. Daarbij mocht de minister erop wijzen dat het bevreemdt dat eiser dergelijke documenten kon verkrijgen, terwijl hij stelt te worden gezocht door de autoriteiten. Ook vindt de rechtbank dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wie de huwelijksakte heeft opgehaald. Eiser heeft namelijk in het aanvullend gehoor verklaard dat hij de akte zelf heeft opgehaald in 2019 en dat er bij het ophalen niets aan de hand was.Vervolgens heeft eiser in zijn zienswijze verklaard dat zijn echtgenote de huwelijksakte heeft geregeld. In beroep stelt eiser dat hij samen met zijn echtgenote naar de betreffende afdeling is gegaan, maar dat alleen zijn vrouw binnen is geweest. De rechtbank vindt deze verklaringen tegenstrijdig met elkaar. Bovendien had het op de weg van eiser gelegen om in de correcties en aanvullingen zijn verklaringen uit het aanvullend gehoor te corrigeren of aan te vullen, wat hij niet heeft gedaan.
8.3.De rechtbank is verder van oordeel dat de minister niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal oproepen en de wijze waarop hij die oproepen van de politie zou hebben ontvangen. De minister heeft het tegenstrijdig kunnen vinden dat eiser in de zienswijze stelt twee oproepen te hebben ontvangen, waar hij in het veilig land-gehoor nog verklaarde drie, vier of ‘zo vaak’ een oproep te hebben ontvangen.De oproepen raken namelijk de kern van eisers asielrelaas, waardoor de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij hierover eenduidig verklaart. Daarnaast heeft eiser ook tegenstrijdig verklaard over wanneer de politie een eerste oproep heeft afgegeven bij eisers ouderlijk huis. In eerste instantie heeft eiser verklaard dat bij het eerste bezoek door de politie een oproep is afgegeven, maar even later heeft eiser verklaard dat bij het eerste bezoek nog geen oproep is meegenomen door de politie.Vervolgens heeft eiser verklaard dat ze de eerste keer de oproep hebben ‘gestuurd’.Ook dit is tegenstrijdig met eisers eerdere verklaringen. Dat eiser stelt dat hij dit niet gezegd kan hebben, omdat oproepen nooit per post worden gestuurd, maakt dit niet minder tegenstrijdig. Het had op de weg van eiser gelegen om zijn verklaringen te corrigeren bij de correcties en aanvullingen, wat hij niet heeft gedaan. De stelling van eiser op de zitting dat dit een foutje moet zijn geweest van de gehoorambtenaar, volgt de rechtbank niet omdat daarvoor geen aanwijzingen zijn. Dat eiser in beroep stelt dat hij niet aanwezig was bij de afgifte van de oproepen en dus niet alle details weet, hoeft niet nader besproken te worden. De minister heeft dit namelijk niet aan eiser tegengeworpen. Tot slot heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de oproepen niet kan worden afgeleid dat deze oproepen een causaal verband hebben met de activiteiten van eiser voor de Hirak-beweging. Eiser heeft namelijk de oproepen niet overgelegd en niet onderbouwd dat hij deze oproepen heeft ontvangen vanwege deze activiteiten.
8.4.Verder heeft de minister de volgende punten ook aan eiser mogen tegenwerpen. De minister heeft in het nadeel meegewogen dat eiser alleen via derden te horen heeft gekregen dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten. Eiser weet niet uit eigen ervaring dat hij in de negatieve belangstelling staat. Dat eiser stelt dat zijn moeder en zus niet kunnen worden afgedaan als derden, volgt de rechtbank niet. Het blijft namelijk vaststaan dat eiser alleen via derden heeft gehoord dat hij in de negatieve belangstelling zou staan van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast mocht de minister erop wijzen dat eiser, na zijn deelname aan 20 tot 35 demonstraties in 2016/2017, geen persoonlijke problemen heeft ondervonden. De minister heeft in dat kader ook kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat zijn echtgenote zich zonder problemen in Marokko handhaaft. Verder heeft de minister eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij vaag en ongerijmd heeft verklaard over zijn rol bij de oprichting van de Hirak-beweging. Eisers niet nader onderbouwde stelling dat personen in eenzelfde situatie zijn gearresteerd en veroordeeld maakt dat niet anders. Deze beroepsgronden slagen niet.
Aanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend
9. Eiser voert aan dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld, omdat hij hiervoor een valide reden heeft gegeven. De rechtbank volgt eiser niet in die stelling. Eiser is op 10 september 2021 Nederland ingereisd en heeft pas na twee maanden, op 19 november 2021, asiel aangevraagd. Eiser heeft in eerste instantie als verklaring gegeven dat hij niet wist dat hij naar Ter Apel moest om asiel aan te vragen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij geen geld had voor een ticket. De minister heeft dit niet ten onrechte als tegenstrijdig aangemerkt, omdat eiser klaarblijkelijk wel op de hoogte was dat hij naar Ter Apel moest maar daar geen geld voor had. Ook dat heeft de minister een onvoldoende goede verklaring mogen vinden voor het niet zo spoedig mogelijk indienen van de asielaanvraag. Eiser heeft namelijk ook verklaard dat hij tussen Den Haag, waar hij verbleef, en Amsterdam reisde. Niet valt in te zien dat het voor eiser niet mogelijk was om zich, na aankomst in Nederland, zo spoedig mogelijk te melden voor zijn asielaanvraag in Ter Apel. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Heeft eiser zijn vrees voor problemen bij terugkeer in Marokko aannemelijk gemaakt?
10. De rechtbank stelt vast dat partijen het eens zijn dat eiser in Marokko heeft gedemonstreerd en dat hij betrokken is bij de Hirak-beweging. Ook zijn partijen het eens dat eiser in Nederland aanwezig is geweest bij samenkomsten waar eiser onder meer Riffijnse vlaggen en een pro-Riffijns T-shirt vasthoudt. Partijen verschillen wel van mening of deze omstandigheden maken dat eiser bij terugkeer in Marokko een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat geen beroepsgronden zijn gericht tegen de beoordeling van de minister over de wijze waarop eiser bij terugkeer uiting wil geven aan zijn politieke overtuiging. Uitgangspunt is daarom dat eiser niet de indruk wekt dat hij zich intensiever zal inspannen voor de Hirak-beweging dan dat hij tot op heden heeft gedaan.
10.1.De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft er terecht op gewezen dat niet is gebleken dat eiser door zijn deelname aan demonstraties in Marokko en Nederland in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten. Zo is de rol van eiser bij de demonstraties en de Hirak-beweging in Marokko beperkt geweest. Eiser bestrijdt bovendien niet dat zijn rol bij de oprichting van de Hirak-beweging marginaal is geweest. Ook uit de overgelegde foto’s van de demonstraties in Nederland blijkt niet dat eiser een grote rol heeft bij de demonstraties. De stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten weten wie er in Nederland demonstreert, omdat zij dit op allerlei manieren in de gaten houden, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft deze stelling namelijk niet onderbouwd. Dat de gemachtigde van eiser op de zitting als onderbouwing verwijst naar een antwoord van ChatGPT vindt de rechtbank onvoldoende. In de eerste plaats omdat eiser de vraagstelling en het antwoord niet heeft overgelegd. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiser op de zitting erkend dat ChatGPT ook geen bronvermelding heeft gegeven voor het antwoord op de opgegeven vraagstelling. Ook eisers stelling dat personen in dezelfde situatie als eiser door de Marokkaanse autoriteiten zijn gearresteerd en veroordeeld bij terugkeer naar Marokko, heeft hij niet onderbouwd maar alleen gebaseerd op vermoedens en verhalen uit zijn eigen kring. Verder heeft de minister er terecht op gewezen dat het overgelegde nieuwsartikel over Saeed Khutor niet ziet op eiser en onduidelijk is in hoeverre de situatie van Saeed Khutor hetzelfde is als die van eiser. Dat de minister bij Hirak Rif-activisten niet tegenwerpt dat sprake is van een veilig land, maakt verder nog niet - zoals eiser stelt - dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft er daarbij terecht op gewezen dat de gestelde problemen van eiser met de Marokkaanse autoriteiten in Marokko ongeloofwaardig zijn geacht. Zoals hiervoor is geoordeeld kan dat de toets in rechte doorstaan. De beroepsgrond faalt.
Is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond?
11.
Eiser voert aan dat zijn aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrondis afgedaan, omdat hij een valide reden heeft gegeven waarom hij zich later heeft gemeld. De rechtbank stelt vast dat onder het kopje ‘Aanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend’ al is geoordeeld dat eiser geen goede reden heeft gegeven waarom hij zich niet zo snel mogelijk in Ter Apel heeft gemeld om een asielaanvraag in te dienen. De minister heeft de aanvraag dan ook kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser terecht een terugkeerbesluit met inreisverbod van twee jaren opgelegd gekregen?
12.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de minister eisers aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, was hij ook bevoegd te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten.Dit maakt dat de minister ook een inreisverbod mocht opleggen.Eiser heeft geen individuele omstandigheden of andere redenen naar voren gebracht om af te zien van het opleggen van het terugkeerbesluit of inreisverbod, of het verkorten daarvan. De beroepsgrond faalt.