Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 5 juni 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen bij de referent. De minister van Asiel en Migratie heeft op 27 augustus 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2024 door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier A.A.M. Mangroe, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.