Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd om bij zijn moeder te kunnen verblijven. Deze aanvraag werd echter afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij besluit van 20 juni 2023. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 9 april 2024 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in het beroep (zaaknummer NL24.19235), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Daarnaast werd in de uitspraak vermeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.