ECLI:NL:RBDHA:2024:18182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
NL24.29227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met gedeeltelijke Armeense etniciteit en vrees voor intolerantie in Azerbeidzjan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, geboren in 1969 en van Azerbeidzjaanse nationaliteit, heeft op 15 december 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij stelt dat hij gedeeltelijk Armeense etniciteit heeft, wat hem doet vrezen voor intolerantie bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of intolerantie. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de situatie in Azerbeidzjan onvoldoende zijn om zijn vrees te onderbouwen. Eiser heeft in het verleden geen problemen ondervonden bij het verkrijgen van zijn paspoort en identiteitskaart, wat tegen zijn vrees pleit. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar dat dit gebrek niet leidt tot schending van de belangen van eiser. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29227

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1969 en heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit. Hij heeft op 15 december 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij een Azerbeidjaanse vader en een Armeense moeder heeft, waardoor hij gedeeltelijk de Armeense etniciteit heeft. In 1992 is eiser vertrokken vanuit Azerbeidzjan naar Oekraïne, waar hij heeft gewerkt. Hij vreest bij terugkeer naar Azerbeidzjan voor intolerantie vanuit de maatschappij vanwege zijn gedeeltelijke Armeense etniciteit. Verder stelt eiser niet religieus te zijn. Hij verwacht ook op dit gebied intolerantie vanuit de maatschappij.
3. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan te vrezen heeft voor intolerantie vanwege zijn gedeeltelijke Armeense etniciteit. Ook heeft verweerder het geloofwaardig geacht dat eiser niet religieus is, maar de gestelde vrees voor intolerantie vanuit de maatschappij is ook op dit punt niet aannemelijk gemaakt.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met het beleid en landeninformatie in de besluitvorming. Zo blijkt niet dat de verklaringen van eiser zijn beoordeeld vanuit zijn positie, te weten dat hij Azerbeidzjan 32 jaar geleden heeft verlaten. Verweerder heeft daarbij niet de recente geschiedenis betrokken zoals de slag om Nagorno Karabach, waarbij de etnische haat tegen Armeniërs opnieuw is aangewakkerd. Eiser stelt dat Armeniërs per definitie in een negatief daglicht staan. Verweerder stelt enkel dat eiser geen problemen heeft gehad bij het verkrijgen van zijn paspoort. Er had doorgevraagd moeten worden, naar hoe lang en waar eiser moest verblijven om het paspoort te krijgen en of dat op de ‘normale’ manier is gegaan. Eiser verwijst naar het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan van september 2021. Eiser stelt dat hieruit volgt dat etnische Armeniërs niet meer (zichtbaar) aanwezig zijn in Azerbeidzjan. De meeste etnische Armeniërs die zijn gebleven, zijn Armeense vrouwen op leeftijd die gehuwd waren met Azeri. Zij houden hun etniciteit zoveel mogelijk verborgen. Eiser kan daardoor niet aantonen dat er zich etnische onlusten hebben voorgedaan. Ook gaat verweerder eraan voorbij dat eiser in 1992 is vertrokken, voordat de etnische onlusten begonnen. Ten aanzien van het niet hebben van een religie stelt eiser dat in Azerbeidzjan sprake is van religieuze onderdrukking. Eiser zal zich door druk van zijn omgeving, ook om niet op te vallen, genoodzaakt voelen om deel te nemen aan religieuze rituelen. Eiser stelt dan ook een reëel risico te lopen om slachtoffer te worden van ernstige mensenrechtenschendingen. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit van 22 juli 2024 ten onrechte is genomen namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. De rechtbank is echter, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [2] van 13 februari 2007 [3] , van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. [4] Gesteld noch gebleken is dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad.
6. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan te vrezen heeft voor vervolging. Daarbij mag van eiser worden verwacht dat hij uitgebreid en gedetailleerd verklaart over zijn gestelde vrees. Dit is immers de reden dat hij niet zou kunnen terugkeren naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel het risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Azerbeidzjan. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat eiser vaag en wisselend heeft verklaard over waar en voor wie hij concreet vreest bij terugkeer en dat hij ook naar eigen zeggen geen problemen heeft ondervonden van de Azerbeidzjaanse autoriteiten.
7. De persoonlijke situatie van eiser wordt in samenhang met de beschikbare landeninformatie beoordeeld. Uit paragraaf C7/5.3.2 de Vc [5] blijkt niet dat mensen met de Armeense etniciteit als risicoprofiel worden aangemerkt in Azerbeidzjan. Uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat meerdere personen problemen kregen van de zijde van de autoriteiten na hun terugkeer in Azerbeidzjan. [6] Daargelaten dat deze mensen geen gemengde Armeense etniciteit hebben, zijn dit personen die vanwege hun politieke activiteiten negatief in het daglicht staan van de autoriteiten. Geenszins is gebleken dat eiser persoonlijk in een soortgelijke situatie verkeert. Daar komt bij dat eiser in 2018 is teruggekeerd voor het verkrijgen van zijn paspoort en in 2019 voor zijn identiteitskaart. Niet valt in te zien dat verweerder op dit punt had moeten doorvragen, nu eiser zelf heeft verklaard dat hij hierbij geen problemen heeft ondervonden. [7] Dat eiser zonder problemen is teruggekeerd om deze identificerende documenten op te halen doet dan ook af aan de gestelde vrees.
8. Verder heeft eiser verklaard dat hij voor zijn vertrek weinig problemen heeft ervaren vanwege zijn Armeense etniciteit. [8] Niet valt in te zien dat hij bij terugkeer nu wel dergelijke problemen zal ondervinden in zijn woonplaats. Juist omdat de inwoners aldaar elkaar al generatie op generatie kennen, zou het logisch zijn dat eiser dan voor vertrek ook al problemen zou hebben ervaren. Verder is van belang dat eisers Armeense etniciteit niet geregistreerd staat, hij geen Armeens spreekt en de Azerbeidzjaanse naam van zijn vader draagt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging noch het risico zal lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Azerbeidzjan vanwege zijn deels Armeens etnische afkomst.
9. Verweerder heeft ook niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan te vrezen heeft voor intolerantie vanwege het niet hebben van een religie. Eiser heeft niet uitgebreid en gedetailleerd verklaard over waar hij daadwerkelijk voor vreest en waar hij dat op baseert. Verweerder heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat uit het algemeen ambtsbericht van juni 2024 niet blijkt dat het problemen oplevert om niet religieus te zijn in Azerbeidzjan. Wel blijkt uit dat ambtsbericht dat er een wettelijke scheiding is tussen religie en de staat, en dat er ook andere geloven dan de islam gepraktiseerd en geaccepteerd worden in Azerbeidzjan. [9] Eiser heeft zelf ook verklaard dat hij nooit eerder problemen heeft ondervonden vanwege zijn religie, behalve dat hij er soms opmerkingen over kreeg, en dat hij verwacht geen problemen te ondervinden van de bevolking bij terugkeer. [10] De beroepsgrond van eiser dat hij zich door druk van zijn omgeving genoodzaakt zal voelen om deel te nemen aan religieuze rituelen, wordt dan ook niet gevolgd.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Vanwege het in rechtsoverweging 5 geconstateerde gebrek veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750 (duizendzevenhonderdvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Pagina 79 van het Algemeen Ambtsbericht Azerbeidzjan 2024.
7.Pagina 5 van het rapport nader gehoor van 16 juli 2024.
8.Pagina 12 van het rapport nader gehoor van 16 juli 2024.
9.Pagina 63 van het Algemeen Ambtsbericht Azerbeidzjan 2024.
10.Pagina 16 en pagina 11 van het rapport nader gehoor van 16 juli 2024.