ECLI:NL:RBDHA:2024:1822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 17 januari 2024, wordt het beroep van eiser, mede namens zijn minderjarige zoon, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser stelt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de belangen van zijn minderjarige kind onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank erkent dat de belangen van het kind niet in het voornemen zijn afgewogen, maar concludeert dat dit eiser niet in zijn belangen heeft geschaad. De staatssecretaris heeft de belangen van het kind alsnog in het definitieve besluit betrokken.

Eiser voert aan dat een overdracht aan Spanje negatieve gevolgen zal hebben voor het welzijn van zijn kind, die eerder in Spanje is aangerand. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er concrete aanwijzingen zijn dat de overdracht aan Spanje een reëel risico met zich meebrengt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen aanleiding is om de aanvraag van eiser onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris eiser en zijn minderjarige kind kan overdragen aan Spanje, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38931
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , mede namens zijn minderjarige zoon [minderjarige] ,

V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Ebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. N.L. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard. Omdat Spanje verantwoordelijk wordt geacht voor de asielaanvraag van eiser, heeft de staatssecretaris deze aanvraag niet in behandeling genomen.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens eiser zijn de belangen van zijn minderjarige kind onvoldoende betrokken bij de totstandkoming van het besluit. In het bestreden besluit wordt weliswaar aandacht besteed aan de belangen van het kind, maar dit had volgens eiser al in het voornemen gemoeten. Dat is niet gebeurd. Volgens eiser is deze gang van zaken juridisch niet juist, omdat hij nu pas voor het eerst in beroep kan reageren op de overwegingen van de staatssecretaris over de belangen van zijn kind. Er wordt hem feitelijk een rechtsgang onthouden.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank is het met eiser eens dat in het voornemen de belangen van het minderjarige kind niet kenbaar zijn afgewogen. Dit heeft eiser in zijn zienswijze naar voren gebracht en naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit alsnog de belangen van het minderjarige kind betrokken in de besluitvorming. Ook al heeft de staatssecretaris pas in het bestreden besluit de belangen van het minderjarige kind betrokken, ziet de rechtbank niet dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. Een zienswijze is ook juist bedoeld om de staatssecretaris te wijzen op onjuistheden of aspecten die niet of onvoldoende zijn meegewogen, zodat de staatssecretaris dat in het definitieve besluit kan herstellen.
7. Als subsidiair standpunt voert eiser aan dat het aannemelijk is dat een overdracht aan Spanje een negatieve invloed heeft op het welzijn en de sociale ontwikkeling van zijn kind. Zijn zoontje is in Spanje aangerand. Eiser heeft hierover zijn beklag gedaan in Spanje, maar hier is niet adequaat op gereageerd. Ook is er niet voor gezorgd dat zij in een veilige woonomgeving terecht kwamen. Deze omstandigheden zijn volgens eiser niet door de staatssecretaris bestreden. Voordat zij aan Spanje worden overgedragen hebben zij dan ook de individuele garantie nodig dat zij worden toegelaten tot de asielprocedure en juiste opvang krijgen. Volgens eisers geven de Spaanse autoriteiten bij Dublinterugkeerders dergelijke garanties niet. Daarom moet de staatssecretaris hier eerst onderzoek naar doen voordat zij kunnen worden overgedragen. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst eiser naar het AIDA-rapport Update 2022 uit april 2023, in het bijzonder naar paragrafen 1.1 en
2.7
over de situatie van Dublinterugkeerders.
8. Uitgangspunt is dat de staatssecretaris ten opzichte van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Het is aan eiser om te onderbouwen dat dit anders is. Het moet dan gaan om concrete aanwijzingen dat eiser bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van EU-Handvest omdat de Spaanse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. Daarvan is pas sprake in geval van tekortkomingen in bijvoorbeeld de asielprocedure, de opvang of bij de medische zorg die structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Dat sprake is van deze concrete aanwijzingen heeft
8.1.
De rechtbank volgt de staatssecretaris in het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een overdracht aan Spanje een dusdanige negatieve invloed op het welzijn en de sociale ontwikkeling van zijn zoon zou hebben dat dit in de weg staat aan overdracht van eiser naar Spanje.
8.2.
De verwijzing naar de twee paragrafen in het AIDA-rapport uit april 2023 is daartoe onvoldoende. Dat er voorafgaand aan de overdracht naar Spanje door de Spaanse autoriteiten geen garanties worden gegeven, betekent niet dat eiser met zijn minderjarige zoon geen opvang of toegang tot de procedure zal krijgen. Uit het rapport blijkt dat een overname bij aankomst van een asielzoeker wordt gecoördineerd en dat er ten aanzien van het niet geven van garanties alleen zorg bestaat ten aanzien van asielzoekers die slachtoffer zijn van mensenhandel omdat deze moeilijk kunnen worden geïdentificeerd. Dat er gevallen bekend zijn van Dublinterugkeerders die geen opvang krijgen vanwege het gebrek aan plaatsen, is onvoldoende om van een structurele tekortkoming te spreken. Ook blijkt niet dat het hier gaat om alleenstaanden met minderjarige kinderen. Daar komt bij dat de Spaanse autoriteiten gelet op het expliciete claimakkoord verplicht zijn om eisers asielverzoek in behandeling te nemen. Uit de aangehaalde paragrafen van het AIDA-rapport blijkt niet dat zij zich niet aan deze verplichting houden.
8.2
Voor de omstandigheid dat er geen protocol bestaat voor de identificatie en bescherming van kwetsbaren en het kan voorkomen dat deze kwetsbaren daardoor geplaatst worden in opvanglocaties die minder geschikt zijn, bestaat in Spanje aandacht. Dit kan niet worden aangemerkt als een structurele tekortkoming op basis waarvan eiser met zijn minderjarige zoon niet zou mogen worden overgedragen aan Spanje. Daarbij is van belang dat indien eiser zich na overdracht aan Spanje, onverhoopt, geconfronteerd ziet met problemen op het gebied van opvang hij zich dan hierover dient te beklagen bij de Spaanse autoriteiten.
8.3.
De stelling dat de staatssecretaris zijn problemen ten aanzien van de aanranding, klacht en reactie op de klacht niet heeft bestreden, kan de rechtbank niet volgen. Dit blijkt niet uit het besluit. De klacht die eiser zou hebben ingediend bij het Rode Kruis kan niet als voorbeeld dienen dat klagen geen zin heeft. Ondanks de bereidheid van het Rode Kruis om hem te helpen, heeft hij de afhandeling van deze klacht niet afgewacht en is hij na twee weken vertrokken. Ook heeft eiser zich met zijn klacht niet gewend tot de Spaanse autoriteiten. Aan de hand van de verklaringen van eiser kan niet worden vastgesteld dat klagen geen zin heeft.
Bijzondere omstandigheden
9. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om de aanvraag van eiser onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Niet is gebleken van omstandigheden die zodanig bijzonder en individueel zijn dat overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zou getuigen. De enkele omstandigheid dat eiser een alleenstaande vader is met een minderjarig kind, is onvoldoende. Het is ook aan eiser om in een land voorkomende misstanden ten aanzien van zijn kind zoals aanranding, aan te kaarten bij de autoriteiten door het doen van aangifte. Niet is gebleken dat in Spanje een dergelijke aangifte niet wordt behandeld.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris eiser en zijn minderjarige kind kan overdragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.