In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 27 september 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het 'first in first out' (fifo)-principe is vastgesteld voor het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De rechtbank legt de minister een termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Eiseres krijgt gelijk, en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.